Verleden en toekomst.
‘In 't Verleden ligt het Heden,
In het Nu wat worden zal.’
Aldus zingt een onzer dichters. Zij het ook onder andere woorden, het dunkt ons dat de zelfde gedachte de oude grootmoeder vervult nu haar kleindochterke, aan wie beide ouders door den dood waren ontrukt, zich zoo kinderlijk tegen haren schoot vlijt. Treurig is haar de herinnering harer eigene jeugd, want ook haai ontvielen op nog jeugdigen leeftijd vader en moeder. Zonder genoegzame leiding, want de bloedverwanten, die zich haar aantrokken, ver waarloosden bijna geheel hare opvoeding, en zoo had zij reeds vroeg in armoede en dienstbaarheid het bittere van het aardsche leven leeren kennen. Een leven van strijd en lijden was ook na hare eerste jeugd ruimschoots haar deel geweest. Doch op God had zij betrouwd, Hem had zij dagelijks om sterkte gebeden en de Vader der weezen had haar steeds ter zijde gestaan en gered uit alle gevaren, die van de zijde der wereld haar bedreigden. Toen, het is waar, volgden erjaren van echtelijk geluk, van voorspoed en welvaart maar ook vele beproevingen werden haar niet: onthouden. Eene sleepende ziekte trof haren echt genoot en liet haar na eenige jaren van kommer en zorgen als weduwe achter. Toch bleef zij sterk en gelaten onder het lijden; immers haai eenige dochter, insgelijks een weduwe, behoefde haren steun in de treurige omstandigheden waarin de dood van haar echtgenoot haar gebracht had. Weinig dacht de oude moeder er aan, dat op haren hoogen ouderdom een laatste smartelijk verlies door den dood harer dochter haar treffen zou. Zij had dan ook al haren kristelijken moed noodig om dien zwaren slag te dragen; zij deed het echter, te meer, wijl haar kleindochter, ouderloos achtergelaten, aan hare moederlijke zorgen was toevertrouwd.
Het kan ons dus niet verwonderen, dat zij; treurig neêrziet op de kleine aan hare voeten en haar droevig verleden overdenkende een gelukkiger toekomst voor hare kleindochter van ganscher harte wenscht. Donker is nog die toekomst, groot zijn de gevaren, maar haar verleden zal het kind ten goede komen, hare levenservaringen zullen het tot wijze lessen strekken. Zij zal het leeren, hoe God haar immer hulp verleende in den levensstrijd en troost verschafte in droefheid, en, wil het luisteren naar hare stem, dan vreest zij niet voor de toekomst harer kleindochter en is zij verzekerd van haar tijdelijk en eeuwig geluk.
Verledèn en toekomst; hoe verschillend in schijn en hoe gelijk ih de werkelijkheid! Hoopvol lacht de toekomst de kleine tegen, want haar oog reikt niet verder dan tot den dag van morgen. Zij kan zich geen denkbeeld vormen, dat de toekomst voor haar nog iets anders dan kinderlijke genoegens verborgen houdt, dat grootmoeder zoo dikwijls droevig is en zuchten slaakt, is voor haar een onoplosbaar geheim. Welk een onderscheid tusschen toekomst en verleden, zou men geneigd zijn na de voorafgaande voorstelling van de eerste te beweren; en nochtans bestaat dit onderscheid slechts in schijn. Immers 's menschen ouderdom is de zoete of wrange vrucht zijner jeugd; wat gezaaid is wordt gemaaid. De oude onzer gravure is het beeld des verledens, het jeugdig kind dat der toekomst; de laatste is de veelbelovende bloesem, de eerste de rijpe vrucht, maar beide ontsproten uit een zelfden stam, uit den boom des menschelijken levens.