De Belgische Illustratie. Jaargang 13
(1880-1881)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– AuteursrechtvrijAan Hendrik Conscience.Idea.Zoo lang gij zucht naar al wat schoon en goed is,
Blijft zij u trouw, die 't kind van uw gemoed is.
Mijn wieg, o dichter, is uw eigen hart;
Uit uwe reine drift ben ik geboren;
bij minder zuivren wensch ga ik veroren.
Hendrik Conscience.
(De dichter en zijn droombeeld.)
Hij, die als gij natuur bemint,
Vertreedt de wormen niet;
Schoon 't nachtegaalgezang hem bindt,
Hij toch in 't lied behagen vindt,
Dat 't nedrig sijsje biedt.
Ontbreek’ dus mijner stem de kracht,
'k Zing toch uw deugd, talent;
En mist mijn lied de kleurenpracht,
Die menig andre zanger bracht,
't Zij toch door U erkent.
Reeds honderdmaal weêrklonk uw naam
Door gansch Europa rond.
Geen pen, hoe vruchtbaar en bekwaam,
Die door haar vlekkelooze faam
Zooveel aanbidders vond.
Het kind, schoon nauwelijks volleerd
ln 't kunstig letterschrift,
Kent reeds uw'roem, altoos vermeerd;
Heeft reeds uw'naam, alom geëerd,
ln 't zwakke brein gegrift.
Geen vader schrikt, geen moeder beeft,
Zien zij in 's dochters hand
Het boek, waarin uw adem zweeft,
Waar zuivere Idea in leeft,
Der reine ziel verwant.
Ja, Conscience, uw deugd is groot,
En edel steeds uw doel;
Wat in uw schriften gij ons boodt,
Is zuiver als der maagden schoot,
Is rijk aan diep gevoel.
De jongling, treedt hij 't leven in,
Voelt, aan uw hand geleid,
Zich aangespoord tot kuische min;
Gij spreekt hem nooit van wellustziu,
Noch wulpsche dartelheid.
Hoe tintelt nog des grijsaards bloed
Van vreugde en levenslust,
Zoo vaak hij een nieuw werk begroet
Van u, wiens taal, vol kleurengloed,
Zijn jeugd weêr wakker kust.
Gewetensvol hebt ge uwe taak
Van schrijver steeds volbracht;
Geen schatten zaamlen was uw zaak,
Door 't priklen van het zinvermaak
Van een ontaard geslacht.
| |
[pagina 391]
| |
Gij, fransch van naam, doch vlaamsch van aard,
Bleeft vlaamschen zeden trouw;
Der moeder spraak hebt gij bewaard,
Voor haar noch kracht, noch geest gespaard,
Tot zij herbloeien zou.
Ja, Vlaandrens grootheid van weleer
En Arte veid e's tijd,
Geschetst door u, verwekten weêr
Der Vlamingen onbuigzaam heir,
Besloten tot den strijd.
‘Den Vlaming past het vrij te zijn
Van alle vreemde macht;
Geen apenras, slechts vlaamsch in schijn,
Gebogen voor den Beduyn;Ga naar voetnoot1)
Was 't oude vlaamsch geslacht!’
Dit was uw kreet, met kracht geuit;
Hij klonk heel Vlaandren door;
De orkaan, die in het schcepszeil fluit,
Den zeeliên het gevaar beduidt,
Vond zelden meer gehoor.
En sinds dien tijd is veel geschied;
De strijd duurt immer voort;
Hij kostte uw harte veel verdriet,
En - vrij is nog uw Vlaandren niet;
Want de eendracht werd vermoord.
Hij, die voor Vlaandren vrijheid wil,
Zij vlaamsch tot in de ziel!
Hij bukke niet voor 's vreemden gril;
Erkenne geen partijgeschil,
Waardoor onze eenheid viel!
O! dat het uur niet ver meer zij,
Dat elke Vlaamsche mond
Zweert: ‘Alle tweedracht ver van mij!
Alléén voor Vlaandren strijden wij,
Voor Vlaandrens heiligen grond!’
Dan moogt gij vóór uw'stervensdag
Hersteld zien d'eendrachtsband,
En groeten, bij den Leeuwenvlag
Elk Vlaming, tot den grooten slag
Bereid voor 't vaderland!
Antwerpen 1881.
Pieter Vierhout.
|
|