Het toilet.
Lang heeft de duitsche schilderschool zich van die van het overige Europa onderscheiden door de meer verheven en meerstemmige onderwer pen, die zij zich koos. De duitsche kunstenaars streefden er vooral naar, academisch, geleerd en grootsch te zijn; zij waren meer idealisten, dan naturalisten, en werden meer geïnspireerd door hunne verbeelding dan door de wezenlijkheid. Tot voor enkele jaren was dit met al de leiders der school het geval, terwijl zelfs tegenwoordig dat eigenaardig karakter nog wordt aangetroffen bij eenige weinigen, die als de opvolgers mogen gelden van hen, die in een vroeger tijdvak dezer eeuw zulk een luister wierpen op de duitsche kunst.
In de laatste jaren daarentegen is eene klasse van schilders opgestaan, die zich tevreden stellen met het weêrgeven der alledaagsche zaken uit het gewone leven. Duitschland heeft thans ook zijne genrc-schildcrs, gelijk ons vaderland ze reeds had in de zeventiende eeuw, en zoo als ze in den laatsten tijd ook in het overige Europa voorkwamen.
Tot die nieuwere duitsche school nu behoort August Ludwig, de schilder van het tafereeltje, getiteld ‘het toilet.’ Het stelt ons eene jonge duitsche moeder voor, die haar kind uit de wieg genomen en op de tafel gelegd heeft, om het op haar gemak eens frisch te wasschen. Zij kwijt zich met kennelijk genoegen van die taak, terwijl de kleine, door geen lastige kleedingstukken gehinderd, en met al de levendigheid van een gezond kind, de ronde en mollige ledemaatjes lustig in beweging brengt. Het tooneeltje straalt van huiselijk geluk, evenals het huiske vervroolijkt wordt door een gezellig zonneschijntje.