Eene beerenfamilie.
De beerengroep, waarvan onze gravure eene afbeelding geeft, is in natura te zien in de beroemde diergaarde van Berlijn. De dieren behooren tot die soort van hun geslacht, welke algemeen onder den naam van bruinen beer bekend is, den ursus arctos van Linneus. Deze soort is over een groot gedeelte van den aardbol verspreid; want de bruine beer wordt, behalve in de bergachtige streken van Europa, van het ruwe noorden af tot de Alpen en Pyreneën in het zuiden toe, in Siberië, Kamsjatka en zelfs in Japan aangetroffen, terwijl hij tevens een deel van de noordelijkste gewesten van Amerika bewoont.
Het zal niet ongepast zijn hier aan te stippen welke vereering de Laplanders voor dit dier koesteren, dat bij hen den weidschen titel van ‘gouden hond’ draagt. In Noorwegen bestaat een spreekwoord, volgens hetwelk de bruine beer de sterkte heeft van tien mannen en het verstand van twaalf. Zij wagen het nimmer, zegt een welbekend schrijver, het dier bij zijn eigen naam te noemen, uit vrees dat het die majesteitsschennis op hunne kudden wreken zou; zij durven er nooit anders van spreken dan onder den naam van Moedda-Aigja, of den ouden man met het haren kleed.
Het schijnt, dat deze dieren zich goed in den staat van gevangenschap kunnen schikken; want er zijn gevallen dat zij in de kooi een hoogen leeftijd hebben bereikt. In allen gevalle is het zeker dat de boerenfamilie in de berlijnsche diergaarde het verlies der vrijheid niet ernstig betreurt, als men ten minste mag oordeelen naar de dartele sprongen, waarin zij zich soms verlustigen en waarvan de teekenaar onzer gravure ons een denkbeeld gegeven heeft door zijn interessant familiestuk.