zoo vele geschiedkundige herinneringen, was, vooral in de laatste eeuw, zóó getuige geweest van het lief en leed der vorstelijke familiën, als het paleis der Tuilerieën. Sinds October 1789, toen Lodewijk XVI hier tegen de woede van het gepeupel eene schuilplaats zocht, tot september 1870, toen keizerin Eugénie als eene angstige vluchtelinge heimelijk dit paleis verliet, is dit lustslot het toneel van de verheffing en de vernedering der telkens afwisselende dynastiën geweest. Zegepralend, onder trompetgeschal en volksgejuich tradèn zij daar binnen; bij het wraakgeschrei der woedende menigte ontvloden zij haastig eenige jaren later. De heerschappij over Europa troonde hier met den grooten Napoleon, hier herleefden de Bourbons in Lodewijk XVIII en Karel X, die zijne plaats weêr moest afstaan aan LouisPhilippe, den burgerkoning. Hier ook herleefde de glans ven het tweede keizerrijk, tot dat de gloriezon der Bonapartes voor altijd op de slagvelden van Sédan onderging. Dat alles hebben de Tuilerieën beschouwd en meêgeleefd. Alle omwentelingen hebben daar diepe sporen achtergelaten, tot dat de laatste, de dolzinnigste en boosaardigste der revolutiën, de Commune, dit vorstelijk monument in puinen heeft gestort. Een enkele nacht der Commune heeft het machtig gebouw, heeft al die herinneringen van zoo vele eeuwen vernietigd.
Wat Eudes voor het paleis van het Legioen van Eer geweest is, was Bergeret voor de Tuilerieën. Deze Bergeret was de echte type van een communard. De verh eerlij kers van de revolutie zullen van hem als een eersten vrijheidsheld gewagen, en zijne nagedachtenis de schoonste bladzijden wijden. Zijn hoogen rang onder het Commune-bewind had hij geenszins te danken aan zijne bekwaamheden; want die bezat hij niet, maar aan zijne vroegere opvoeding in kroegen, revolutionaire clubs en geheime genootschappen. Als staljongen was hij zijn loopbaan begonnen, én achtereenvolgens had hij allerlei affaire's bij de hand gehad. Zelfs had hij het gebracht tot reiziger in kerk-ornamenten en heilige zaken, een beroep, dat zeker niet met zijne principen strookte. Bijna overal en immer had hij den bedrieger en den schurk uitgehangen, en als zoodanig was hij meermalen in handen der policie geweest. Als lid der Internationale had hij eenigszins naam gemaakt bij het gepeupel, en hieraan had hij zijne verkiezing tot lid der Commune te danken. Als generaal der gefedereerden toonde hij zoo weinig begrip van krijgszaken te bezitten, dat hij ontslagen en later zelfs eenigen tijd door zijne confraters gevangen gezet werd. Spoedig evenwel was zulk een kostelijk man weêr op vrije voeten.
Hij kreeg nu de benoeming tot gedelegeerde te velde, zoo als wij het zouden noemen, en had in die waardigheid eene troepen-afdeeling tot zijn persoonlijken dienst. Onder zijne voornaamste heldendaden behoorde een aanslag op de kas van een spoorweg station, bij welke gelegenheid hij 57.000 fr. ten bate van zijne eigen beurs buit maakte. Men klaagde aan het bureel van financiën, dat hij wel wat weelderig leefde, want met zijn staf-officieren verteerde hij 30.000 fr. in de veertien dagen. Dit kleine, magere, opvlie’ gende kereltje, met kaal hoofd en sterk gebogen neus, was heer en meester op het paleis der Tuilerieën.
Het was op den middag van den 23en mei, dat Bergeret van het hotel de Ville naar zijne residentie wederkeerde. Daar gekomen ontbood hij de voornaamste mannen zijner omgeving: Victor Benot, onder de Commune gouverneur van het Louvre, Etienne Boudin, den beul van den apotheker Koch en diens medeslachtoffers van het palais Royal, Dardelle, Madeuf en nog een paar andere zijner lijftrawanten. Bergeret had gewichtige zaken mede te deelen. Dien avond moesten de Tuilerieën worden in brand gestoken, want de linie troepen naderden al meer en meer het centrum der stad. De vernieling van het paleis moest volkomen zijn; geen steen mocht op den anderen blijven; doch men had nog den tijd om alles zonder overhaasting, geregeld en stelselmatig uit te voeren. ‘Kolonel,’ sprak Bergeret tot Victor Benot, ‘ik belast u met de uitvoering der orders van de Commune!’- ‘Ik zal ze uitvoeren,’antwoordde deze. Daar was niemand, die er iets tegen inbracht. Bergeret was meester, en de tolk van het hoog bewind. Tusschen vijf en zes uur des namiddags, toen de rookwolken van de brandende rue de Lille van alle zijden de Tuilerieën omhulden en aan Parijs verkondigden, dat het lang overwogen plan der revolutie tot uitvoering werd gebracht, kwamen er vijf vrachtwagens met tonnen kruit, teer en petroleum beladen het binnenhof van het paleis oprijden. De hoofdmannen hadden intusschen het veel omvattend werk onder elkander verdeeld. Ieder had een vleugel van het onzaglijk gebouw voor zijne rekening genomen.
(Wordt vervolgd.)