Een gezicht in Halberstadt.
Duitschland is het land der ingevallen of nog staande gebleven ridderburchten en der ondergegane of nog bloeiende middeleeuwsche steden. Tot ds laatste behoort Halberstadt in de pruisische provincie Saksen, welks ontstaan reeds van vóór de negende eeuw dagteekent, toen het de zetel was van bisschoppen, aan wie het voor namelijk zijn opkomst en zijn bloei te danken had. Van zijn voormalige grootheid getuigen vooral de prachtige Lieve Vrouwekerk, die in de eerste helft der elfde eeuw gebouwd werd, en de in strenge gothiek opgetrokken dom, die van de veertiende eeuw dagteekent.
Hoe Halberstadt erop het oogenblik uitziet, daar van geeft onze gravure een denkbeeld. Zij stelt het stadhuis voor met zijn grillige gevelversieringen en uits' ekjes en met het kolossale beeld van den Razenden Roland, dat tegen den eenen zijmuur prijkt, naar het schijnt met het doel om den vreemdeling, die haastig den hoek omslaat, te doen schrikken.
Behalve dezen colossus, waarop Halberstadt a's een tweede Rhodes groot mag gaan, heeft het nog eene andere merkwaardigheid, die wij hier en passant aanstippen. Het is de zoogenaamde Vriendschapstempel, waarin 120 in olieverf geschilderde geleerden, dichters en staatslieden der achttiende eeuw vriendschappelijk samenwonen. Wie zich afvragen mocht, hoe al die voorname lui naar Halberstadt gekomen zijn, bedenke dat Halberstadt in den tijd van Gleim eene soort van klein Athene was, waaruit een trits poëten is voortgekomen, die in ieder handboek voor Duitsche letterkunde als de Halberstadtsche Dichtschool staat opgeteekend.