zijn meester bewijst, verlangt die nuttige dienaar van den mensch slechts eenige magere spruiten en schrale mossen, die hij van onder de sneeuw opgraaft.
In den wilden staat bewonen de rendieren de wouden en moerassige vlakten; alleen in den zomer verspreiden zij zich tot in de bergen der kust, en in dit jaargetijde, wanneer zij tevens het vetste zijn, maken de Lappen en Eskimo's door middel van kleine schuitjes, kajaks genoemd, jacht op hen. Die schuitjes zijn uit eenige planken, met zeehondenvel overtrokken, in elkaar getimmerd, en bieden slechts plaats aan voor één man, die zich in een gat, midden in het dek van het schuitje, nederzet en zich gewoonlijk slechts van éénen roeiriem bedient. De kajaks zijn zoo licht, dat men ze gemakkelijk op den rug kan dragen.
Zoodra de rendieren zich in het water van eene rivier of een meer geworpen hebben, om zich met zwemmen te vermaken, ijlen de jagers, die zich met hunne kajaks op een afstand hebben schuilgehouden, hen achterna en werpen hun met ongeloofelijke handigheid en kracht de korte werpspietsen in het lichaam. De verwoede jacht wordt niet gestaakt dan bij gebrek aan wild.
Intusschen levert ze dikwijls groote gevaren op, omdat de schuitjes zoo licht zijn, dat zij bij de minste beweging kunnen kantelen. Ook gebeurt het niet zelden dat een der rendieren het schuitje met zijn gewei omwerpt, in welk geval de jager, die met de beenen in zijn vaartuig gevangen zit, reddeloos verloren is.