Lubeck.
Lubeck is eene van die talrijke oude duitsche steden, welke nog in het midden der negentiende eeuw geheel en al het stempel dragen van de middeleeuwsche beschaving en kunstontwikkeling, waaraan zij haar opkomst en bloei en hare schoonste monumenten te danken hebben.
Al voort ook tegenwoordig de spoortrein den reiziger tot aan de Holsteinsche poort, dit middeleeuwsche gebouw verplaatst hem op eens eenige eeuwen terug en brengt hem onmiddellijk tot het besef dat hij geene hedendaagsche stad binnen treedt. Met hare massieve ronde torens, is de Holsteinsche poort een model van middeleeuwsche versterking, en zij is dan ook een overblijfsel van de oude omwalling der stad. Op het laatst der vijftiende eeuw uit baksteenen opgetrokken, is zij in den laatsten tijd met zorg gerestaureerd en strekt zij het tegenwoordige Lubeck tot een sierlijken, schilderachtigen en hoogst eigenaardigen ingang.
Gaat men de Holsteinsche brug over en de Holsteinsche straat door, dan komt men op de markt, welker uitgestrekte ruimte geheel is ingenomen met groente- en fruitkramen en uitstallingen van allerlei huiselijke benoodigdheden. Maar meer nog dan keurige mengeling, roepen de gebouwen, welke het plein omringen, een middeleeuwsche marktplaats voor het oog onzer verbeelding op. Recht voor ons staat het raadhuis, waar het machtige Lubeck der middeleeuwen zijne zaken met de Hanze regelde en waar de afgevaardigden der vijf en tachtig steden, die Lubecks overwicht erkenden, hunne zittingen hielden. Van het oorspronkelijke gebouw, dat door brand vernield is, zijn slechts weinige gedeelten overgebleven, en de nieuwere gedeelten, die van verschillende tijdperken dagteekenen, kunnen niet alle met de oude wedieveren; het schoonste punt is de zuidelijke gevel, die van 1442 tot 1441 gebouwd werd.
Inwendig is het gebouw door vele veranderingen, die het in den loop der jaren ondergaan heeft, evenmin verbeterd. Zoo is de groote zaal, waar de Hanze hare zittingen hield, in een aan tal kleine vertrekken gesplitst; doch nog altijd zijn de sporen van vroegeren luister zichtbaar.
Tegen over het, raadhuis staat de prachtige Maria-kerk, die men op onze gravure hoog boven de omringende huizen ziet uitsteken. En geen wonder, hare beide torens behooren tot de hoogste van Duitschland; zij meten van den grond tot den top 430 voet, terwijl het middelschip der kerk 134 voeten hoog is. De kerk is tusschen 1290 en 1310 in. den zuiversten gothischen stijl opgetrokken en is als baksteengebouw bijna eenig in haar soort. Zij bevat vele bezienswaardigheden, zoowel aan schatten van schilderkunst, als aan beeldhouwwerk in hout, metaal en steen. Wij noemen hier slechts den beroemden doo dendans.
Een ander merkwaardig gebouw van Lubeck is de dom, die reeds van het jaar 1170 dagteekent, onder meer zeldzaamheden ook eene schilderij van Hans Memling uit het jaar 1471 bezit, en insgelijks met twee torens, elk van 414 voet, prijkt. Maar niet alleen uit deze en dergelijke grootsche monumenten is Lubecks vroegere grootheid te lezen; ook vele van de ruim 7000 huizen, die de stad uitmaken, spreken van een roemrijk verleden; bijna allen zijn zwaar gebouwd en in antieken stijl opgetrokken, waardoor de straten, die zeer regelmatig van het zuiden naar het noorden en van het oosten naar het westen loopen, een zeer schilderachtig voorkomen krijgen.
De stad is overigens schoon gelegen op eene hoogte, welker westelijke zijde door de Trave bespoeld wordt, terwijl aan de oostzijde de Wacknitz, het afvoerkanaal van het Ratzeburgermeer stroomt. Zij heeft ongeveer 32000 inwoners, die meerendeels protestanten zijn, talrijke weldadige stichtingen uit vroegeren tijd, die nu nog rijke fondsen bezitten, verschillende inrichtingen voor onderwijs en geleerde genootschappen, waaronder - wat voor eene stad als Lubeck zeer natuurlijk is - ook een Verein voor Lubecks geschiedenis en oudheidkunde.
De voornaamste bronnen van bestaan der tegenwoordige stad Lubeck zijn handel en scheepvaart. Vooral met Denemarken, Zweden, Finland en Rusland is het handelsverkeer zeer aanzienlijk, maar in het belang van dit verkeer heeft men zich in den laatsten tijd dan ook aanzienlijke offers getroost voor de regeling van het stroombed der Trave, de verwijding der haven en den aanleg van de spoorbaan naar Büchen ter aansluiting van de lijn Berlijn-Hamburg. De reederij van Lubeck bestond in 1865 uit 45 zeeschepen, waaronder 14 met stoomvermogen, terwijl de Kaufmannschaft, het aldus genoemde genootschap der gezamenlijke handelaars over een aanzienlijk vermogen aan landerijen en kapitalen beschikt, dat door de Handelskamer beheerd wordt en jaarlijks ongeveer 40,000 mark oplevert.
Wat is echter deze betrekkelijk groote handelsbedrijvigheid in vergelijking met de grootheid van Lubeck in de veertiende eeuw, toen het aan de spits stond der Hanze, toen zijne vloten de Oostzee beheerschten, en zijne stem over het lot der Noordsche rijken besliste. Langer dan twee eeuwen handhaafde Lubeck zich op het toppunt van macht en aanzien. Na de oplossing echter der Unie van Kalmar (1524), waarbij Lubeck onder de leiding van zijn kloeken burgemeester Bröms een wezenlijk aandeel nam aan de verandering van het aanschijn van Noord-Europa, begon het verval der Hanze en daarmeê de achteruitgang van Lubeck, waartoe ook de woelingen van den Dertigjarigen Oorlog niet weinig bijdroegen. De laatste nekslag werd de eenmaal zoo machtige stad toegebracht door de Franschen die haar in 1810 bij het groote rijk van Napoleon inlijfden.
In het voorjaar van 1813 nam zij echter de wapens op, hare strijders vochten roemrijk in den oorlog aan de Beneden-Elbe en den 5en december van het zelfde jaar zag zij zich geheel van de Franschen bevrijd.
Sedert leefde de oude stad weêr op, doch al is het niet met zekerheid te zeggen, wat Lubecks toekomst zal zijn, ingeval Duitschland zijne zeemacht in de Oostzee mocht uitbreiden, zoo blijft het toch altijd te vreezen dat het door de betere ligging van zijn mededinger Kiel steeds overvleugeld zal worden.