De oranjegewassen.
(Vervolg en slot.)
Prins Maximiliaan van Wied-Neuwied spreekt zelfs van eene wilde oranjesoort in Brazilië, die daar onder den naam van laranja da ferra bekend is, maar in smaak ver bij de gecultiveerde verscheidenheden ten achter staat. Men merke echter wel op, dat al de citrus-soorten zonder onderscheid in de oude wereld haar vaderland hebben, en dat dus deze braziliaansche sinaasappel slechts eene verwilderde soort is.
De overleden duitsche professor Grisebach vestigt er in zijn groot plantkundig werk de aandacht op, dat op verscheidene West-Indische eilanden en vooral op Cuba reeds vòòr de komst der Europeanen dichte bosschen van verwilderde oranjeappels gevonden werden, waaruit hij eene voorhistorische verbinding tusschen Amerika en Azië opmaakt.
Als eene bijzondere sinaasappelsoort met zeer kleine vrucht moet hier de bijzonder kostbare mandarijnappel genoemd worden, die uit Cochinchina afkomstig is en in zuidelijk Europa veel aangekweekt wordt. Jammer maar, dat hij door zijne dunne schil slecht voor de verzending geschikt is, gelijk overigens alle sinaasappels onrijp verpakt moeten worden, om de min of meer lange reis naar de noordelijke havens veilig te kunnen doorstaan. Welk onderscheid echter daardoor in de zoetigheid en den geur der vrucht veroorzaakt wordt, kan alleen hij getuigen, die ze in het zuiden in volle rijpheid van den boom heeft kunnen plukken.
Als een wonderboom mag de bizarria-oranjeboom van Florence, die reeds menigen geleerde veel hoofdbreken gekost heeft, hier niet vergeten worden. Deze boom brengt namelijk tegelijkertijd blaêren, bloemen en vruchten voort, waarvan sommigen oranjeappels en anderen citroenen zijn, terwijl weder anderen uit eene samenstelling dezer beide vruchtsoorten bestaan, die òf van binnen ten nauwste verbonden, òf op verschillende manieren van elkander gescheiden, toch altijd slechts ééne vrucht vormen. Jonge planten, die door middel van stekken van den moederboom gewonnen worden, hebben de zelfde merkwaardige eigenschappen. De zoogenaamde trifaciale-sinaasappel van Alexandrië en Smyrna heeft in zijne algemeene eigenschappen veel overeenkomst met den bizarria-oranjeappel van Florence, doch onderscheidt zich daarvan door de omstandigheid, dat hier de sinaasappel en de citroen, hetzij afzonderlijk, hetzij in ééne vrucht samengegroeid, aan den zelfden boom voorkomen.
De levenskracht en groote productiviteit der bittere en zoete oranjeboomen zijn als het ware spreekwoordelijk geworden. In het klooster Sta Sabina te Rome vindt men een oranjeboom, die op een leeftijd van over de 600 jaren kan roemen. De grand Bourbon in de oranjerie van Versailles had bij zijn afsterven, dat voor eenige jaren plaats vond, den eerbiedwaardigen ouderdom van 464 jaren bereikt. In de koninklijke hovingen van Sanssouci vindt men insgelijks dergelijke veteranen, die onder de namen van den Grooten Keurvorst, Frederik den Groote enz. bekend zijn. De prachtige oude stammen in de oranjerie te Dresden werden in het jaar 1732 regelrecht uit Algiers ingevoerd.
De natuurvorschers Hebenstreit en Ludwig hadden namelijk pas gevelde oranjestammen als ballast op hunne schepen medegenomen, om ze koning August II als schoon draaiershout te vereeren. Te Dresden aangekomen, toonden zij echter nog zoo veel levenskracht, dat men ze door eene behoorlijke warmte en voldoende vochtigheid tot het uitschieten van nieuwe wortels en takken bracht. Nu zij eenmaal tot nieuwen groei aangespoord waren, viel het niet moeilijk ze tot een krachtigen wasdom te brengen, en nog nu strekken zij de oranjerie van den koning van Saksen tot het grootste sieraad. Als het non plus ultra van vruchtbaarheid kan echter wel de sinaasappelboom op het eiland San Miguel aangemerkt worden, die jaar in jaar uit omstreeks 20.000 welsmakende vruchten voortbrengt.
Eer wij tot eenige bijzondere belangrijke statistieken overgaan, die de beteekenis der sinaasappels, citroenen enz. als handelsartikel kenmerken, willen wij er nog ter loops op wijzen, dat de gouden vruchten der Hesperiden, die volgens de mythe door Hercules naar Griekenland overgebracht zijn. niet, zoo als langen tijd ten onrechte geloofd is, oranjeappels, maar naar alle waarschijnlijkheid kweeën geweest zijn. Het beroemde bas-relief in den hof van Medicis te Rome, dat Hercules op een steen zittend en met den rug tegen een boom geleund voorstelt, bewijst ten duidelijkste, dat die boom geen oranje-, maar een kweeënboom geweest moet zijn.
Engeland staat ten opzichte van het verbruik van oranjeappels onder alle volken van Europa bovenaan; want men berekent den jaarlijkschen invoer op een millioen bushels, die elk 650 vruchten bevatten. Zoo verkrijgen wij het ongeloofelijk aantal van 650 millioen oranje- of sinaasappels, - want deze worden hier bedoeld - voor een land met eene bevolking van 18 millioen menschen. In geen enkel land koopt men echter de sinaasappels zoo goedkoop als in Engeland, en vooral in Londen, waar men ze zelfs voor geringer prijs bekomt dan te Lissabon, ofschoon trouwens minder van qualiteit.
De engelsche markt wordt in het bijzonder van uit de Azoren voorzien. Het eiland San Miguel alleen voert jaarlijks 200.000 kisten uit van 200 vruchten elk, waarvan de meeste naar Engeland gaan. Portugals jaarlijksche uitvoer