Schotsche grensroovers met hun buit.
De engelsche schilder R. Beavis, naar wiens voortreffelijke schilderij nevensgaande gravure genomen is, verplaatst ons vele honderden jaren terug in den tijd van onafgebroken strijd tusschen Engeland en Schotland om de alleenheerschappij over het oude Brittannia. Hoeveel schoons en edels de aloude sagen en balladen over het karakter en de zeden dier Anglo-Saksische stammen ons ook weten te verhalen, de toestand der engelsche en schotsche grensbewoners in dien tijd van barbaarschheid was even weinig benijdenswaardig als hun aard en gebruiken dichterlijk waren. Beurtelings roovers en beroofden, deelden de bewoners dier grenzen, zoowel Schotten als Engelschen, het meest in de rampen van dien jammerlijken strijd. Den vijand zoo veel mogelijk te berooven, hem in alles te benadeelen en waar het noodig geacht werd, hem leven en goed te benemen, scheen in die beide gewesten voor een oorlogsrecht te gelden, waarvan de machtigsten natuurlijk het ruimste gebruik maakten en de zwaksten gelijkelijk de nadeelige gevolgen ondervonden. Gewoonlijk strekten deze strooptochten zich slechts tot de naburige graafschappen van het vijandelijk land uit en bepaalde zich de roof hoofdzakelijk tot schapen en runderen. Waren echter de beroofden in genoegzame getalsterkte aanwezig om den ongastvrijen vrijbuiters het hoofd te bieden, dan ontstond er een strijd op leven en dood tusschen beiden, die menigmaal tot geduchte schade van de al te vrijpostige grensroovers afliep.
De hoofdman der schotsche grensroovers op onze gravure schijnt dan ook weinig op zijn gemak; want alhoewel de geroofde buit met levensgevaar gemaakt is, vreest hij nochtans de wederwraak der engelsche naburen, die, zoo hij niet spoedig de schotsche grenzen zal bereikt hebben, hem ongetwijfeld den gepleegden roof duur zullen betaald zetten.
Het vee en de schapen, die de roovers voor zich uitdrijven, maken hun den overhaasten tocht verre van gemakkelijk; het geloei en het geblaat heeft geen einde, als schijnen zij bewustheid te hebben van het treurig lot, dat door hunne wegvoering hunne rechtmatige meesters heeft getroffen.
Nadat allengs de vrede tusschen Engeland en Schotland tot stand kwam, werden er maatregelen tusschen beide landen getroffen, om deze herhaalde rooverijen te keer te gaan. Het duurde nochtans geruimen tijd, vooraleer die winstgevende uitstapjes der grensbewoners voor goed ophielden. Bij meerdere beschaving door het Kristendom onder die ruwe en oorlogzuchtige volken kwam er voor goed een einde aan deze rooverijen.
Gelukkig intusschen voor ons, dat deze jammerlijke toestanden uit vroegere dagen hebben opgehouden; want het zou waarlijk een zware straf zijn grensbewoner tusschen Engeland en Schotland te wezen.