De Parijsche commune
Door A.J. Meijs Pr.
(Vervolg.)
In de meeste kerken van Parijs ging het op die manier toe. Somtijds verwaardigden zich de leden der Commune zelven het woord tot het volk te richten. Dan onderwezen zij, de ‘eenvoudigen’ in de eerste beginselen der revolutionaire staatkunde, en daalden van hun hooger maatschappelijk standpunt op de gemeenzaamste en meest broederlijke manier tot hunne hoorders af. Dikwijls werden dan ook de gebeurtenissen van den dag besproken, en de practische gevolgtrekkingen uit de leer van den revolutionairen catechismus aangewezen. Zoo o.a. deed een lid der Commune in de kerk Saint-Nicolas-des Champs de volgende voorstellen, waarover hij het gevoelen der vijf of zes honderd aanwezigen inwon: ‘Men moest onverwijld al de gijzelaars dooden, het lijk van Napoleon [in het prachtige graf van het Hôtel des Invalides] verbranden en de asch in den wind verstrooien, geheel Parijs in de lucht laten springen, liever dan de Versaillanen binnen onze muren te laten! Keurt gij deze voorstellen goed, en zijt gij besloten u aldus tot het uiterste te verde digen?’Ja, ja! klinkt het van alle kanten. ‘Welnu,’ zoo eindigt de redenaar. ‘Eer worde de stad aan de vlammen prijsgegeven, dan dat wij haar zullen overgeven aan den vijand.’ - Ziedaar op het punt van vrijheid de geloofs- en zedeleer der Commune, door hare hoofden zelven in de kerken gepredikt.
Gelukkig voor Parijs, dat die ‘belijders’ toen het er op aankwam martelaars voor hun geloof te worden, liever verkozen te vluchten dan door hun dood hunne princiepen tot in het uiterste te doen zegevieren.
De prachtige kerk van St.-Sulpice, op den linkeroever der Seine in de nabijheid van het Palais du Luxembourg gelegen, was door eene of andere toevallige omstandigheid lang door de Commune gespaard geworden. Het was eene der weinige kerken van Parijs, waar de godsdienstoefeningen ongestoord tot in de eerste dagen der meimaand waren voortgezet. En wie weet, of dit heiligdom met zijne talrijke kunstschatten niet geheel en al aan de blikken der roofzieke - plunderaars zou ontsnapt zijn, had niet een bijzonder voorval de aandacht der commune-mannen op deze kerk gevestigd. Deze lieden, die, als de meeste booswichten, zich zeer achterdochtig toonden, meenden overal spionnen van Versailles te zien. Zoo kwamen zij ook op de gedachte, dat er van de torens der St.-Sulpice telegraphische gemeenschap met het fransche leger onderhouden werd, of dat men aan Thiers de plannen en krijgsbewegingen der Commune bekend maakte. Op den 11en mei nu, omstreeks 8 uur in den morgen, kwam een officier der gefedereerden met zijne soldaten de verschillende toegangen der kerk bezetten, onder voorgeven dat hij die telegraphische gemeenschap met den vijand moest beletten. Niet dan met zeer veel moeite overtuigde men die lieden, dat er sinds jaren van zulk een lucht telegraaf geen spraak meer was. Gelukkig trok de troep af, en ten negen uur kon de kerk weêr geopend worden. Daar de geestelijkheid dezer parochie evenwel eene herhaling van die vertooning vreesde, had zij de onvoorzichtigheid aan den magistraat der mairie of stadswijk te laten verzoeken, om van zulk een lastig bezoek voortaan verschoond te blijven. Het antwoord was allesbehalve zoetsappig: ‘Overdag,’ werd er gezeid, ‘kunt gij uwe bijgeloovige grappen vertoonen, zooveel ge wilt, maar des avonds hoort de kerk aan ons; van avond zullen wij er terstond eene club vestigen.’
Ondanks de Commune waren de meimaand - oefeningen in de St.-Sulpice in vollen gang; elken avond predikte er de pastoor, de Eerw, heer Hamon, voor een drie of vier duizend vrome vereerders der H. Maagd Maria. Het lid der Commune, dat zoo dreigend gesproken had. hield woord. Dien eigen avond was een cordon getrokken om de kerk, en schildwachten bewaakten de deuren. Het uur der godsdienstoefening naderde. Allengs kwamen de kerkgangers, meestal vrouwen, opdagen. Op het gezicht der soldaten hield een ieder verschrikt stand, en bespiedde op een afstand, wat daar gebeuren zou. Het getal der vrouwen groeide intusschen ontzettend aan. Hevig ontroerd en druk pratende verzamelen zij zich in troepjes, en vragen elkander, op de soldaten wijzende, wat dit beteekenen moet; anderen weeklagen, en tranen en verzuchtingen stijgen weldra uit die bedrukte menigte op. ‘Wat zal er met hare kerk gebeuren? Zal het dierbaar heiligdom het gruwelijk lot van zoovele andere kerken ondergaan?’
Daar rijst er op eenmaal eene moedige gedachte op in die heldhaftige vrouwenschaar: ‘laat ons de kerk in bezit nemen. In den naam van Jesus en Zijne heilige Moeder, veroveren wij ons heiligdom!’ En nu trekken zij vooruit in gesloten gelederen, op de hoofddeur der kerk aan. De schildwachten kruisen hunne bajonnetten en wachten onbeweeglijk de naderende vrouwen af. ‘Wij moeten er door, wij zullen naar binnen, uwe wapenen zullen ons niet weêrhouden!’ zoo klinkt de moedige kreet dier vrome heldinnen. Zij overwinnen, want de soldaten, zich niet sterk genoeg wanende tegen de steeds aandringende vrouwen, moesten met leede oogen aanzien, hoe deze hare plaatsen binnen het kerkgebouw in bezit namen.
Intusschen was op het gerucht af de geheele buurt uitgeloopen: eene menigte lieden van allerlei slag snellen nieuwsgierig toe, en stormen met de soldaten der Commune achter de vrouwen de kerk binnen. Reeds hadden deze de drie beuken en het kruis geheel ingenomen, maar de steeds toevloeiende nieuwsgierigen duwen van achteren de lieden, die daar staan, vooruit en dringen hen geheel naar voren tusschen de vrouwen in.
Het ontzaglijke gebouw is eindelijk geheel en al door eene dicht opeengedrongen menigte bezet. De voorstanders der Commune gaan met de soldaten aan het roepen: ‘Leve de Commune!’ De vrouwen, door haar benauwden toestand juist ten toppunt van godsdienstige geestdrift en heldenmoed gevoerd, antwoorden: ‘Leve Jesus Kristus! Leve Zijne heilige Moeder!’ 't Was of door die woorden een electrische schok door de harten der aanwezigen voer! Een gevoel van godsdienstige geestdrift en moed leefde op een maal zelfs in de onverschilligsten der toegestroomde menigte, en onweêrstaanbaar uitte zich de kreet door het gansche kerkgebouw: ‘Weg met de Commune!’ Dat hadden de communards niet verwacht; de schrik slaat hun om het hart, en haastig tracht elk der soldaten door de opgepropte menigte weg te sluipen, om zoo spoedig