Het vangen van een hengst met den lasso.
Het door de natuur zoo rijk gezegende zuidelijk deel van Rusland met zijn uiterst vruchtbaren bodem en vischrijke wateren munt daarbij nog inzonderheid uit door zijne uitgestrekte grazige steppen, die honderdduizenden runderen en schapen, doch vooral tallooze kudden paarden een overvloedig voedsel aanbieden. Op zeer uitgebreide schaal wordt dan ook de vee- en paardenfokkerij gedreven in de zuidelijke gouvernementen aan de Zwarte, Asowsche en Kaspische Zee, langs den Dnieper, den Dniester en den Don, en beroemd zijn ook op de duitsche markten de Wolhynische en Podalische runderen, om hunne rijke melkopbrengst en hunne geschiktheid voor vetmesten. In de geheele wereld echter weêrklinkt de roem der russische paarden; onder de europeesche ruiterij-regimenten nemen de russische de eerste plaats in om de voortreffelijkheid der paarden en voor ieder liefhebber van wedrennen heeft het bezit van een russischen draver een onschatbare waarde. Ner gens kan ook de paardenfokkerij onder zulke gunstige en loonende voorwaarden plaats hebben als in de onafzienbare steppen van Zuidelijk Rusland met haar onmetelijk grastapijt en de talrijke kleinere of grootere wateren en beken. Een der uitstekendste rassen wordt in de streken van den Don gefokt en is om zijn onvermoeibaarheid, vlugheid en makheid, zoowel als om zijn lichten en Schoonen lichaamsbouw beroemd en gezocht. Menig dorp in het land der donsche kozakken bezit een rijkdom van 2000 en meer dezer stevige, fraaie dieren, die in afzonderlijke kudden door hunne herders in de steppen bewaakt en gehoed worden. Natuurlijk zijn de paarden door deze levenswijze sterk verwilderd en biedt het vangen van een of meerdere daarvan veel moeielijkheden op, welke echter door de meest als herders dienende, maar als voortreffelijke ruiters bekend staande Kalmukken op de zelfde manier als zulks in de pampas van Zuid-Amerika geschiedt, overwonnen worden door de dieren met den lasso te vangen. De lasso is een sterk, ongeveer 15 meter lang koord van gevlochten paardenhaar, aan het eene einde door middel van een schuifring van berkenhout met een lus voorzien, terwijl het andere einde, dat de ruiter in de hand houdt, glad is. Gewoonlijk hangt de lasso opgerold aan een knop van den zadel; moet hij gebruikt worden, dan maakt de ruiter hem los en houdt hem in de hand. Zoodra de ruiter in de nabijheid komt van het paard, dat hij vangen wil, werpt hij dit behendig den lassostrik om den hals, terwijl het andere einde stevig aan den zadel bevestigd is, zoodat zelfs de woedendste en ontembaarste gevangene hem niet meer ontloopen kan. Onze gravure op bladzijde 296 geeft ons deze manier van vangen te aanschouwen en wij zien hoe de hoog steigerende hengst door den om zijn hals geworpen lasso geboeid is, terwijl ook uit de houding van den ruiter en den stand van zijn goed afgericht rijpaard blijkt, welke kracht er noodig is, om het wilde gevangen dier in bedwang te houden.