De Belgische Illustratie. Jaargang 13
(1880-1881)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– AuteursrechtvrijTunis.
| |
[pagina 283]
| |
Het regentschap Tunis. - Verdeeling. - De bevolking. - De regeering.Het regentschap Tunis wordt ten noorden en ten oosten begrensd door de Middellandsche Zee, ten zuidwesten door Tripoli, ten zuiden door de Sahara en ten westen door Algiers. Zijne oppervlakte bedraagt ongeveer zes duizend vierkante mijlen. Men schat het aantal inwoners op niet meer dan 1.800.000. Het gebied van het regentschap is voor het bestuur verdeeld in kalifaten en in twee ten naaste bij gelijke deelen, de zomer- en de winterhelft. Men noemt die deelen aldus, omdat de bei van het kamp, - de titel, dien men aan den vermoedelijken erfgenaamGa naar voetnoot1) van den troon geeft - in den zomer de eene, en in den winter de andere dezer beide helften met een leger doorkruist, om de belastingen te heffen. Het zomerkwartier omvat het gedeelte, dat zich ten noorden en ten noordoosten der hoofdstad tot aan de kusten, die tot Algerië behooren, uitstrekt. Het geheele overige zuidelijke deel vormt het winterkwartier. Het volk van Tunis is over het algemeen schoon gevormd. De mannen zijn meerendeels rijzig; er worden weinig ziekelijken of mismaakten onder hen gevonden. Hun matig en rustig leven is hun een voorbehoedmiddel tegen vele ziekten, die in Europa voorkomen. De moorsche vrouwen zijn schoon en hebben een levendige gelaatskleur; zij hebben groote, fraaigevormde oogen met veel uitdrukking. Bijna allen hebben prachtig blauwzwart haar, dat zij tot vlechten winden en over de schouders laten golven. Zwaarlijvigheid is in Tunis, even als in de meeste oostersche landen, een noodzakelijke voorwaarde voor schoonheid. Men verzekert dat de Tuneezen een onfeilbaar recept hebben om vet te worden, namelijk jonge honden te eten. De rijke vrouwen overladen zich met gouden en zilveren sieraden, spiegeltjes, edelgesteenten, doosjes, kettingen, koralen, enz. De arme of arabische vrouwen behangen zich met glazen en koperen snuisterijen. De kinderen hebben bij hunne geboorte even als in Europa eene blanke, hoogstens eene licht taankleurige tint. De hitte der zon geeft hun echter langzamerhand eene donkerder kleur, die hun overigens zeer goed staat. De regeeringsvorm van Tunis is die eener erfelijke monarchie. De bei is nog in naam vazal van den sultan van Constantinopel. Bij de troonsbeklimming van iederen nieuwen bei zendt de Groote Heer dezen den grooten eere-kaftan en een firman ten teeken der investituur. Daardoor geeft de sultan te kennen dat hij nog niet van alle rechten op de Barbarijsche Staten afstand gedaan heeft. De beis oordeelen het niet noodig zich tegen die aanmaning te verzetten en houden zich alsof deze slechts betrekking heeft op het godsdienstig gezag van het opperhoofd der geloovigen. | |
Over de justicie. - De vonnissen van den bei. - De straffen.Spreken wij ook eens over de justicie. Op dit punt moet men het eerst de aandacht vestigen als men over het peil der beschaving van een volk wil oordeelen, even als men den vinger op de slagader van iemand legt, wanneer men den staat zijner gezondheid wil onderzoeken. Naar gelang de justicie is, is ook de beschaving. De bei is de eerste magistraat van het land. Dit feit alleen is iets verschrikkelijks. Het is een teeken, dat de regeeringsvorm in de hoogste mate willekeurig is. Alle machten zijn tot eene enkele versmolten. Maar dan moet de bei toch zeker volgens een geschreven wetboek, of na den raad van een gerechtshof ingewonnen te hebben, recht spreken? Neen; hij hangt slechts van zich zelven af; de gevolgtrekking hieruit is licht te maken. Drie- of viermaal in de week bestijgt hij zijn troon onder een schitterende tent tegen over zijn paleis Marsa. Een ceremoniemeester, de bach- amba-el-bei, roept uit, dat de vierschaar gespannen is. En nu kan recht komen vragen wie wil. Op zekeren dag brengt een Moor een goed ter faam staand burger voor den bei (het was nog onder Hamoedah-pasja). Hij verhaalt dat hij zijn beurs verloren had, dat bedoelde persoon ze gevonden en teruggegeven had; maar dat ze slechts twintig sequinen meer bevatte, terwijl er honderd in waren geweest, op het oogenblik dat ze op den grond viel: derhalve had de beklaagde tachtig sequinen gestolen. De bei schijnt een oogenblik verlegen; hij denkt na. Eindelijk verheldert een lichtstraal zijn zegevierend gelaat. Hij vraagt de beurs en laat honderd sequinen brengen; hij beproeft ze in de beurs te stoppen, doch deze kan er slechts vijftig bevatten. Hij verzoekt den beklaagde het zelf te probeeren, maar daar ook deze er niet in gelukken kan, wordt hij door den bei overtuigd van eene valsche beschuldiging voor dezen gebracht te hebben. Welk een Salomon! Maar men verhaalt ook eenigszins andere staaltjes. Er is eene koe gevonden: twee Arabieren betwisten elkander het bezit van het beest. Wie van beiden heeft ze het eerst gezien en ze zich het eerst toegeëigend? Eene moeilijke vraag! Ditmaal denkt de bei niet lang na. Hij wijst zich zelven de koe toe, laat ze naar zijne stallen brengen en voegt er bij, dat ‘de ware eigenaar ze kan komen halen als hij wil, maar dat hij honderd stokslagen zal krijgen tot straf voor de weinige zorgvuldigheid, die hij voor het beest gehad heeft.’ Een andermaal beschuldigt een koopman in juweelen een ouden bediende, dat hij hem kleinoodiën ontstolen heeft. De beschuldigde verdedigt zich met ontkenningen en tranen. De juwelier is niet in staat zijne beschuldiging met bewijzen te staven. De opperrechter wordt geweldig boos en beveelt dat beide partijen vijfhonderd stokslagen samen zullen deelen. Reeds had de bediende er vijftig van ontvangen, toen eensklaps de dochter van den juwelier kwam verklaren dat zij alleen de schuldige was. De juwelier kwam er af met een geschenk aan den bei. Wanneer de bei vermoeid wordt, of als het rechtspreken hem verveelt, dan roept de bachamba-el-bei: ‘El afia (stilte)!’ en ieder gaat zijns weegs. Een europeesch gerechtshof zou zich zeer moeten haasten, wilde het in een maand zoo veel vonnissen uitspreken als de bei op een enkelen morgen. Met zooveel spoed recht doen is zeker goed, maar dan moet het recht ook rechtvaardig zijn. Een land, waar men op boven beschreven manier rechtspreekt, moge het heerlijkste oord van de wereld zijn, ik zou er mijne tent niet opslaan. De waarheid dwingt mij te zeggen dat alle Tuneezen gelijk of ten naaste bij gelijk staan voor de willekeur hunner rechters. Er is alleen onderscheid in de manier, waarop men aan den veroordeelde de doodstraf voltrekt. De Turken of Koeloegli's hebben het voorrecht in eene zaal der citadel geworgd te mogen worden, en de Mooren het voorrecht om in het Bardo met het zwaard te worden onthoofd. Twee scherprechters plaatsen zich ter rechter- en ter linkerzijde van den veroordeelde, wiens oogen geblinddoekt zijn. De beul ter rechterzijde steekt hem met de punt van een degen in den arm, waardoor de patiënt hevig met het hoofd begint te draaien, terwijl de andere beul, gebruik makende van het oogenblik, waarop het hoofd over den rechterschouder buigt, het met een enkelen slag van zijn yatagan van het lichaam scheidt. De Marokkanen en de Kabielen worden eenvoudig aan de poort Bab-el-Suëk opgehangen. De militairen worden gefusilleerd. Tot in 1808 werden de Joden verbrand; maar de Tuneezen beweerden dat zij daar de pest van kregen. Men heeft er insgelijks van afgezien de vrouwen in het meer te verdrinken, omdat dit niet diep genoeg meer is. Men brengt ze tegenwoordig naar het eiland Kerkena, in de golf van Gates. Overigens is de bastonnade te Tunis, even als in alle andere landen, welke met die soort van straf bevoorrecht zijn, een tuchtiging, die naar gelang zij strenger toegepast wordt, eene verschrikkelijke straf kan zijn. De rijken betalen de beulen, opdat zij niet hard slaan. Ik zou nog haast vergeten te zeggen, dat men tot straf ook een arm of een hand kan verliezen. Men verhaalt dat vroeger de afgesneden hand door middel van een band om den hals van den verminkten dief werd gehangen, die vervolgens, ruggelings op een ezel gezeten, door de stad werd rondgeleid. Kleine dieven eindelijk worden naar de galeien (karaka) gezonden, die in la Goulette liggen. Men kent bijna geen andere gevangenissen dan die, waarin men de gevangenen opsluit, die nog op hun vonnis wachten. |
|