[Nummer 35]
Eene begrafenis aan boord.
Ieder sterfgeval heeft in de familie, in een huis of in de naaste omgeving iets weemoedig treffends. Maar nog aangrijpender, nog treffender is de indruk van een sterfgeval aan boord, vooral gedurende eene lange reis, wanneer al de bewoners van het drijvend gevaarte, zooal niet leden van één gezin, dan toch huisgenooten zijn geworden, en allen door eene zelfde planken beschutting van den schoot des Oceaans, dat onmetelijk watergraf, gescheiden zijn.
Roerend vooral door haar eenvoud is de plechtigheid der begrafenis aan boord. In eene hangmat gesloten of op een plank gebonden, in een groot laken of een stuk zeildoek gewikkeld, aan het voeteinde met een kogel, steenen of oud ijzer bezwaard, wordt het lichaam aan den schoot der eeuwige zee toevertrouwd, zoo als onze gravure, naar de schilderij van Bacon genomen, het zoo dramatisch voorstelt.
eene begrafenis aan boord.
De kunstenaar heeft het beslissend oogenblik der begrafenis gekozen, nadat de overige plechtigheden afgeloopen zijn: in het lijkgewaad gehuld, rust het lichaam reeds aan den rand der opening in de verschansing, waardoor het naar buiten geschoven en aan zijn vochtig graf toevertrouwd zal worden. Men trekt juist de vlag weg, waarmeê het lichaam tot laatste eerbetuiging bedekt geweest was; reeds heeft de kapitein het gebedenboek opgeslagen, om het laatste gebed te lezen - nog een oogenblik, en deze stoffelijke overblijfselen zullen voor altijd spoorloos verdwijnen!
Dicht bij dat treurig toneel zien wij eene in woeste smart losbrekende jonge vrouwengestalte, zonder twijfel eene zeer naverwante, de echtge noote, de dochter misschien, die haar gelaat achter den zakdoek verbergt, dubbel smartelijk getroffen, wijl zij later aan dat graf niet meer bidden, het niet met bloemen sieren kan.