[Nummer 29]
In afwachting van den trein.
Wachten duurt altijd lang, en zoo snel kan de trein niet komen aanstoomen, of zijne vaart is nog te traag voor het kloppend hart, oat de aankomst van een bloedverwant verbeidt. Wie heeft het niet ondervonden, hoe men te moede is, wanneer men in het station van den spoorweg de aankomst afwacht van een broeder, een vriend, dien men in geen jaren heeft mogen zien en wiens beeld ons toch zoo levendig voor den geest staat, als was het eerst gisteren, dat hij ons de hand tot afscheid reikte Ongeduldig wandelt de wachtende op en neêr, elk oogenblik zijn horloge uithalende of een oogslag op de stationsklok werpende; elke seconde buigt hij zich over de spoorbaan vooruit om het wolkje te ontdekken, dat de eerste voorbode is van den naderenden trein.
In deze positie bevindt zich het meisje op den voorgrond onzer gravure.
in afwachting van den trein.
De overige wachtenden verkeeren in minder sterke spanning. Er worden ook wel eens personen van den trein afgehaald, die men liever zag vertrekken dan aankomen; maar de beleefdheid brengt mede dat men ook hun een vriendelijk en blij gelaat toont. Het is niet onmogelijk dat de heide oudere dames, die zich tamelijk onverschillig den tijd met een praatje korten,