Transvaalsche boeren in het gevecht.
De aldus getitelde gravure geeft ons een denkbeeld van de eigenaardige manier, waarop de Transvaalsche Boeren den oorlog voor hunne onafhankelijkheid voeren. Even behendig in den omgang met hunne krachtige paarden, als zeker van het schot van hun geweer, zijn zij zoowel in den oorlog als bij de jacht op leeuwen en andere wilde dieren gewoon, hun doel tot op een geweerschot afstands te naderen, vervolgens snel af te stijgen, vastberaden op den naderenden vijand te vuren, en dan weêr plotseling op hun paard te springen, om in vollen draf weg te rijden.
Hebben zij op die manier tijd gewonnen om hun geweer opnieuw te laden, - want slechts weinigen onder hen zijn in het bezit van achterladers - dan keeren zij zich bliksemsnel om en lossen een tweede schot. Op deze manier zetten zij den strijd voort met een geduld, dat hunnen moed evenaart.
Het spreekt echter van zelf dat eene dergelijke taktiek slechts gevolgd kan worden in open vlakten, waar de ruiter door niets in zijne bewegingen belemmerd wordt. Geldt het daarentegen de verdediging van eene positie, die eenige bedekking aanbiedt, zoo als in de enge bergpassen van het Drakengebergte, waarin zij zich met zulk een gunstig gevolg verschanst hebben, dan volgen de Boeren het stelsel van verdediging, waarvan onze gravure eene voorstelling geeft.
Zij leggen zich alsdan achter hunne verschansing op den grond, mikken met de grootste nauwkeurigheid op den vijand en houden inmiddels hunne paarden, die door middel van een aan de teugels bevestigden riem ‘gekniehalterd’ staan, in hunne onmiddellijke nabijheid, zoo dat zij elk oogenblik gereed zijn om in geval van nood weg te draven.
In geen enkele der zuidafrikaansche republieken, welke door Boeren van hollandsche afkomst gesticht zijn, heeft ooit een vast leger bestaan; alle strijdbare mannen trekken in geval van oorlog ter verdediging van het gemeenschappelijk vaderland uit, doch nooit wordt eene geregelde afdeeling voetvolk gevormd, evenmin als de Boeren van geschut gebruik maken. Voor zoover men weet is er geen enkel kanon in hun bezit.