De Belgische Illustratie. Jaargang 13(1880-1881)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Twee bloempjes. Door J.A. Vesters. Er bloeide eene prachtige roos in den hof En straalde den glans harer zusteren dof; Zij hief zich zoo fier en zoo trotsch van den grond En spreidde haar kleuren en geuren in 't rond. En in het priëel stond een andere bloem, De schoonste der maagden, heur sieraad en roem, Met lokken zoo donzig en zacht als satijn, Met voorhoofd en hals, wit als leliën zijn. - ‘O, heerlijke roze, hoe kort is uw bloei: Slaat de winter het water der beek in zijn boei, Dan lacht gij niet langer den wandelaar aan, Maar zijt gij, och arme! verdord en vergaan! Maar de maagd bloeit steeds schooner in zomer en leut', En schoon ook de winter zijn sneeuwstormen zendt, Het bloempje in de wei, op den akker verdort - Haar bloei wordt door hagel- noch sneeuwjacht verkort.’ Zoo dacht ik, maar vóór nog de zomerzon weck, Vóór 't dartiende water verstijfde in de beek, Toen de roos nog den wandlaar haar kleurenschat bood, Was 't eertijds zoo bloeiende maagdelijn dood. En 'k plantte de roos op het graf van de maagd, Waar de zefir nog dagen haar wiegelt en draagt; En toen het verstijvende najaar verscheen Vermengde zich 't stof beider bloempjes tot één. Vorige Volgende