Nuttige wenken en opmerkingen over land- en tuinbouw.
Bloementeelt.
Begieting van kamerplanten, IV. Het is voor alle kamerplanten aan te bevelen ze van boven te begieten, dit wil zeggen: het gietwater op de aarde te brengen, waarin de plant staat. Al het vocht, dat de plant dan te veel krijgt, laat ze door het gaatje onder in den pot weêr wegvloeien. Giet men ze, door het schoteltje vol water te doen dat er onder staat, en kijkt men er vervolgens niet meer naar om, dan slorpt de aarde veel meer water op dan voor een gezond wortelgestel dienstig is en langzame verrotting is er dikwijls het gevolg van. Is de pot echter te vol aarde, zoo dat men van boven moeilijk kan gieten zonder dat het water over den rand van den pot afloopt, giet dan water in het schoteltje, maar vergeet dan niet na verloop van eenigen tijd eens te gaan zien of er zich nog water in het schoteltje bevindt. Is dit zoo, werp dan dit overgebleven vocht terstond weg, want het zou wortelbederf veroorzaken. Maar ook wanneer ge uwe planten van boven begiet en ge hebt er bloemschoteltjes onder staan, moet ge goed oppassen dat het water, dat door de aarde is heengesijpeld en uit het gaatje van den bloempot is gedruppeld in het schoteltje spoedig wordt verwijderd. Doet men dit niet, dan is het gieten van boven dikwijls even nadeelig als het gieten van onder en is het schoteltje, dat men voor de zindelijkheid onder eene plant plaatst, de schuld van haren dood. Kan men dus tijd genoeg besteden aan het verzorgen zijner kamerplanten, dan kunnen bloemschoteltjes weinig kwaad doen; moet men echter zijne planten in een verloren oogenblik nazien, dan zijn bloemschoteltjes - de zindelijkheid niet in aanmerking genomen - eer na- dan voordeelig. Bij het verpotten van kamerplanten zij er men dan ook steeds op bedacht nooit te veel aarde in den pot te doen. Wanneer men zorgt dat de rand van den pot altijd 1 cM boven de aarde is, kan men de plant gemakkelijk van boven water geven, zonder dat het langs den rand over den pot stroomt en dus de plant niet ten goede komt. Ten slotte wil ik hier nog even wijzen op een andere wijze van begieting, welke voor kamerplanten even noodzakelijk is als de begieting, welke ik hier behandelde. Ik bedoel de begieting of liever overgieting van de planten zelve. Ik heb er mij dikwijls over verwonderd, dat liefhebbers van bloemen alles in de kamer eens per week of per dag zelfs van het stof reinigden en hunne lievelingen bij uitnemendheid nooit zuiverden van de stoflaag, welke ze vooral 's winters bedekte.
De kamerplanten worden door ons in den winter kunstmatig behandeld: wij geven ze warmte als het buiten vriest, wij beschermen ze voor den wind als de adem van 't Noorden de boomen doet trillen, wij maken hare wortels vochtig als de uitdroogende oostenwind den grond [i]n [d]e vrije lucht buiten tot stof maakt. Maar waarom dan trachten wij ook niet het werk van de malsche regenbui te verrichten, die in den zomer de planten zuivert van het stof der wegen en hoven?
Waarom dan met den gieter niet eens per week de kamerplanten met lauw water overgoten om de stoflaag te verwijderen, welke de bladeren belet hare levensverrichtingen naar eisch te vervullen? Waarom de planten niet gezuiverd, waar niets aan de schoonmaak ontsnapt? Ik weet het niet. Ik weet enkel dit, dat het zuiveren van kamerplanten van het stof niet genoeg kan aanbevolen worden, wijl zij levende voorwerpen zijn, wier zuivering in den zomer door moeder natuur zelve wordt gedaan.