Nuttige wenken en opmerkingen over land- en tuinbouw.
Bloementeelt.
Begieting van kamerplanten. II. In het vorige nummer wees ik er op, dat vele kamerplanten dikwijls sterven door eene ondoelmatige begieting en behandeling. Ik wil thans dit onderwerp wat breedvoeriger bespreken en trachten aan te toonen waarin het verkeerde der behandeling van kamerplanten gelegen is. Op de eerste plaats wijs ik dan op het begieten van potbloemen, die in eene kamer staan, waarin gestookt wordt, met water, versch uit de pomp. De plant en de aarde in den pot, waarin de plant staat, ontvangen natuurlijk in een warm vertrek langzamerhand dezelfde temperatuur als de lucht, die ze omgeeft. Hoe hooger de temperatuur in het vertrek klimt, hoe warmer de plant en de aarde worden. Daalt in den nacht de temperatuur, de warmte der plant neemt in gelijke mate af. Wat moet nu noodwendig het gevolg wezen, als men zijne potbloemen met ijskoud water begiet, op het oogenblik dat de warmte het grootste is? Het antwoord hierop kan niet twijfelachtig zijn: de aarde in den pot wordt plotseling afgekoeld, het wortelgestel, dat in de verwarmde aarde behoorlijk in staat was om zijne taak te verrichten, wordt door het ijskoude bad in zijn werkzaamheden gehinderd en de plant ondervindt dan, door den verminderden toevoer van voedsel, de nadeelige uitwerkselen van zulk eene begieting. Geschiedt nu zulk eene afkoeling herhaaldelijk, is het dan wel wonder dat elke plant, hoe sterk ze ook is, langzamerhand aan het kwijnen gaat en allengs sterft? Ze verkeert toch voortdurend in een staat, dien ik het best met eene verkoudheid bij den mensch of het dier kan vergelijken. Wel tracht ze na elke afkoeling zich weder te herstellen, wel tracht ze haar leven zoo lang mogelijk te rekken, maar telkens als ze er zich weder goed bovenop begint te werken, komt een nieuw bad hare levensverrich tingen verstoren en brengt haar altijd verder van hare genezing. Tegen zulk eene behandeling blijkt ze op den duur niet bestand te zijn: de dood is er het gevolg van.
een nieuw reddingstoestel.
Wilt gij dus uwe kamerplanten met koud water in eene kamer, waarin gestookt wordt, begieten, doe het dan wanneer de temperatuur in die kamer het laagste is. Giet met koud water dus 's morgens vóór dat de kachel brandt of spoedig nadat ge deze hebt aangestoken. Moet ge uwe planten in de kamer op eenen anderen tijd van water voorzien, doe het dan, maar zorg er dan tevens voor dat de temperatuur van het water, dat gij ter begieting gebruikt, niet lager is dan de planten en hare omgeving. Maak dus dat gietwater eerst warm, eer gij het ter begieting bezigt, Ik kan u in 't geheel niet aanraden ooit uwe planten met ijskoud water te begieten. Herhaalde proefnemingen hebben mij bewezen, dat de kamerplanten altijd gediend zijn met lauw water. Verschillende bloemen kwamen bij mij veel vroeger in bloei, nadat ze den ganschen winter in de kamer met lauw water waren begoten geweest. Ook werden die planten - waar ik eerst voor vreesde - niet zwakker dan andere, welke alleen koud water ontvangen hadden.
In de volgende nummers kom ik nog eens op dit onderwerp terug.