gevoelige harten tot medelijden moet stemmen. De vader der beide kleinen heeft op den grooten plas het leven gelaten, hetzij bij eene poging om andere menschenlevens van een wissen ondergang te redden, hetzij overvallen door een woesten storm, die zijne ranke boot naar den afgrond heeft geslingerd. En de moeder? Zij was wellicht haar echtgenoot in de eeuwigheid voorafgegaan, of bezweek ten gevolge van den slag, haar door zijn onverwacht afsterven toegebracht. De beide kinderen zijn weezen, maar eene medelijdende ziel heeft zich over hen ontfermd, en besteedt aan hen al hare zorgen. God loone de goede vrouw, die zich de weezen heeft aangetrokken, en doe haar de moedervreugde smaken, een loon onbegrijpelijk voor haar, die het nooit ondervonden hebben, maar ook zoo veel te grooter voor haar die het te beurt valt