Kracht der spinnen.
De listigheid en kracht, welke de spinnen bij het grijpen van haar buit ten toon spreiden, heeft reeds dikwijls de opmerkzaamheid van vele natuurkenners getrokken, doch eenig in zijn soort is het volgende geval. Eene kleine spin had aan de onderzijde eener tafel haar net gesponnen. Op een morgen bemerkte men een gewonen kelderkever op den grond juist onder het web, en toen men dezen wilde opnemen, zag men dat de spin een draad om een der pooten van den kever had geslagen, en juist weêr van boven naar beneden kwam om den anderen poot van den kever aan een draad te binden. Zij klom daarop weêr naar haar web, kwam terstond weêr naar beneden, legde een draad om den derden poot en ging aldus voort, tot dat het slachtoffer met alle pooten aan hare draden bevestigd was. De kever, die nog al tamelijk groot was, deed alle pogingen om los te komen, doch te vergeefs; hij kon zijne banden niet verbreken en hoe meer hij werkte hoe meer hij in de draden verward raakte. Zoodra zijn strijd zwakker werd, trok de spin hare draden dichter om hem heen, en toen hij bijna geheel ingewikkeld was, begon zij hem van den grond op te trekken, en wel, daar hij voor hare kracht te zwaar was, zóó, dat zij eerst den kop en het voorste gedeelte van het lichaam eenige centimeters in de hoogte trok, dan het achtergedeelte en zoo vervolgens, tot de kever omstreeks veertien centimeters boven den grond zweefde. Aldus opgehangen moest de kever sterven. De kleine spin was wel tienmaal lichter dan haar buit.