Zinneloozen in het witte huis te Washington.
Het Witte Huis is het paleis, door den president der groote amerikaansche republiek te Washington bewoond. Dagelijks melden zich daar geheele rijen vrije Yankees aan, om den veel geplaagden president der Vereenigde Staten met hunne ideeën, grieven of aanvragen bekend te maken. Onder dezen bevinden zich talrijke zinneloozen, of althans lieden die met een idee fixe behebt zijn, gewoonlijk op regelmatige tijden terug keeren en den portier en de overige bedienden dikwijls veel last aandoen.
Zoo vertoont zich regelmatig elke twee maanden voor de hoofdpoort van het Witte Huis een bejaard heer en verklaart den portier, gekomen te zijn om zijne plaats op den zetel van den president in te nemen. Het is toch algemeen bekend, dat hij op rechtmatige manier tot president gekozen is, en hij zou zich reeds vroeger gepresenteerd hebben, zoo de noodzakelijke werkzaamheden op zijne pachthoeve zijne tegenwoordigheid aldaar niet gevorderd hadden. Men kan het den eerbied waardigen grijsaard, die zomer en winter een breedgeranden vilten hoed, een zwarten rok en peper- en zoutkleurige broek draagt, niet aanzien dat hij aan een idée fixe laboreert, en wanneer hij den portier met zijne groote blauwe oogen vriéndelijk aanziet en hem welwillend de verzekering geeft, dat hij hem zijnen post zal laten behouden, ja, niemand der bedienden ontslaan zal, dan gevoelt de portier medelijden met den armen zinnelooze, en hem de eer gevende die hem toekomt, tracht hij hem telkens met een zacht lijntje te verwijderen. Op zekeren keer gebeurde het echter dat de zennelooze dringender werd en met aandrang verlangde, dat zijn ingebeeld recht erkend werd. Opnieuw gaf hij den portier de plechtige verzekering, dat niemand van zijn ambt zou ontzet worden, met uitzondering van den secretaris Schurz, dien hij onder geene voorwaarde in zijn kabinet behouden kon. Reeds was de portier, die den ouden heer ongaarne grof behandelen wilde, om een uitvlucht verlegen, toen hem eene reddende gedachte inviel.
‘Zijt gij getrouwd?’ vroeg hij den pretendent.
‘Neen,’ antwoordde deze glimlachend.
‘Dan wordt het mij duidelijk, waarom men u zooveel zwarigheden in den weg legt,’ hernam de portier verlicht. ‘Het Congres heeft namelijk den vorigen winter een wet uitgevaardigd, dat de president der Vereenigde Staten getrouwd moet zijn. Gij begrijpt hoe dringend noodzakelijk het is, dat eene vrouw in het Witte Huis de honneurs waarneemt, te meer omdat wij, Amerikanen, de eerste natie der wereld zijn. Het Congres is door de vrouwen-vereenigingen met verzoekschriften overstroomd geworden, tot ten slotte het besluit genomen is, dat slechts getrouwde pretendenten voor het presidentschap in aanmerking kunnen komen. Het spijt mij zeer voor u en voor ons, want gij zijt een geschikt pretendent en een beminnenswaardig heer,’ - en de portier boog zich diep - ‘niemand is beter in staat dan gij om ons te regeeren.’
De pretendent knikte toestemmend, beloofde naar eene vrouw om te zien en dan den hem rechtmatig toekomenden zetel te zullen innemen. Sedert komt hij nog telkens om de twee maanden terug, echter niet meer om den presidentsstoel te bestijgen, maar om te komen zeggen, dat hij reeds eene vrouw in het oog heeft en hij op zijnen trouwdag zich voorgoed zal doen installeeren.
Vier- of vijfmaal in het jaar meldt zich aan het Witte Huis een netgekleed, ongeveer dertigjarige Penssylvaniër aan, verlangende bij den president te worden toegelaten, opdat deze hem het paleis en de schatkist overleveren zal, welke hem hypothecarisch verpand en aan hem vervallen zijn. De laatste maal zag hij er spijtig uit, en moest met strengheid worden terug gewezen, daar hij zeer lastig werd.
‘Zeg aan Hayes,’ riep hij toornig, ‘dat ik nog een weinig tijds geduld met hem wil hebben! Ik mag den man ter wille van zijne familie niet aan de deur zetten, doch kan mij ook niet langer voor den gek laten houden. Mijne schoenen - en het is mijn laatste paar - zijn bijna versleten, het wordt dus tijd, dat ik van mijn recht gebruik maak. Zeg Hayes dus hoe het met de zaak staat en dat hij optrekke! Als ik terugkom, neem ik van mijn eigendom bezit.’
Met haastige stappen verwijderde hij zich en liet zich sedert niet meer zien.
Een lange magere Yankee uit Maine kwam langen tijd iederen morgen om negen uur, groette den portier op militaire wijze, reikte hem zwijgend een brief over en verwijderde zich zoo als hij gekomen was. Het adres van iederen brief luidde: ‘Aan den achtbaren heer Hayes van Ohio, president van Amerika, Vereenigde Staten van Amerika, westelijk halfrond, Witte Huis, district Columbia;’ de brief zelf bestond uit een met zonderlinge teekens bedekt blad papier.
Van tijd tot tijd meldde zich ‘aan de zoo even van den dom des kapitools afgedaalde vrijheidsgodin,’ eene fantastisch gekleede vrouw van twijfelachtigen leeftijd, en dreigde, zoo zij afgewezen werd, met hare reservetroepen, namelijk de gezamenthjke standbeelden van het Huis der Volksvertegenwoordigers, en eene met elkander kampende groep boschbewoners en Indianen.
Een landsman van den president, uit eene kleine stad in Ohio, beeldt zich in, dat de ondergang der wereld onherroepelijk vastgesteld en nabij was, zoo hij niet spoedig tot hoofdopzichter van de sterrenwacht aangesteld werd; hij alleen was in staat de gevreesde botsing van de aarde met de overige planeten te voorkomen en de algemeene vernietiging te verhoeden. Men zegt hem de gevraagde betrekking toe, en hij gaat tevreden naar huis.
In den laatsten tijd verschijnt nu en dan een persoon in gezelschap van een groote blekken trommel vol beschreven papieren, welke de geloofsartikelen ei openbaringen van een nieuwe godsdienst bevatten, tot welker prediking hij uitverkoren is. Hij eischt, dat de president hem een ‘charter’ geeft, waarna hij onmiddellijk een aanvang wil maken met de regelmatige bekeering der menschheid. Hij noemt zich Jacob Schaffer en vreest slechts voor de dagbladschrijvers, die hem onophoudelijk vervolgen, om hem zijne onschatbare trommel afhandig en den inhoud daarvan openbaar te maken, alvorens hij zijn ‘charter,’ en daarmeê een soort van patent op zijn nieuwe godsdienst verkregen heeft, 'tgeen hem een onberekenbare schade zou toebrengen. Zonderling is het, dat ook zijne vrouw met een zelfde idée fixe behebt is; toen Schaffer zich de eerste maal aan het Witte Huis aanmeldde, telegrafeerde zijne vrouw uit Dayton aan den president: ‘Mijnheer de president, Jacob zal morgen ten uwent komen, om u zijne groote missie uiteen te zetten. Behandel hem goed.’ - Dit laatste is gebeurd, zonder dat de zinnelooze echter tot Hayes toegelaten werd.
Onder de zinnelooze bezoekers van het Witte Huis bevinden zich intusschen niet zelden onhandelbare personen, met wie men dan ook anders omspringt. Zoo kwam op zekeren dag een persoon, met het uiterlijk van een spitsboef, en trachtte met bedreigingen en geweld toegang tot den president te verkrijgen, ter uitbetaling zijner belooning voor de onderdrukking van een opstand. Men wees hem naar No. 414, tiende straat, waar de president audiëntie verleende. De man schreef het adres op, vond het huis, een policiepost, droeg den commissaris zijne belangen voor en zwoer alles kort en klein te slaan, zoo hij afgewezen werd. De commissaris noodigde den bezoeker beleefd uit hem te volgen, en eene minuut later zat de redder des vaderlands veilig achter slot en grendel.