Merkwaardigheden op het gebeid van wetenschap, nijverheid en kunst.
INHOUD: - Een achttiende-eeuwer onder ons. - Het uur aan huis bezorgd.
De negentiende eeuw wordt niet ten onrechte de eeuw der uitvindingen genoemd. Het grenst aan het wonderbare welke vernuftige toepassingen onder meer met den stoom en de electriciteit gemaakt zijn. Wij, kinderen der negentiende eeuw, die met en in haar leven, merken dat zoozeer niet op, omdat de uitvindingen successievelijk gedaan en langzamerhand, en onder onze oogen, meer volmaakt worden. Kon echter een achttiende-eeuwer, sedert een zestig of zeventig jaar overleden, nog eens een oogslag in deze wereld nemen - hoe verwonderd zou hij zijn over 'tgeen zijne oogen aanschouwen zouden. De man, die in zijn tijd gewoon was op een zeilschip, aan wind en golven ter prooi, eene zeereis te maken, stoomt nu, ondanks tegenwind en storm, in minder tijd naar Amerika dan hij in zijnen tijd noodig had om eene Oostzee-haven te bezoeken. De man, die eenmaal van de luie trekschuit of het schokkende voertuig zonder veeren moest gebruik maken en er dagen toe noodig had om van Brussel naar Parijs te komen, ziet zich nu, op de vleugelen van den stoom, in korten tijd door een geheel werelddeel gevoerd: geen breede bruischende stroomen, geen hemelhooge bergen kunnen hem een oogenblik tegenhouden: de dampende lokomotief voert hem over de eersten, door de laatsten henen.
De achttiende-eeuwer heeft, een vriend in Indië; dien wil hij een gewichtige tijding doen geworden. Met zijne ouderwetsche denkbeelden meent hij, dat daartoe verscheidene maanden noodig zijn - en wederom maanden eer hij eenig antwoord kan terug ontvangen hebben. Hij wordt er opmerkzaam op gemaakt, dat de tijding aan- en het antwoord teruggekomen kan zijn in minder uren dan er vroeger maanden toe noodig waren - door middel van de telegraaf. Zijne verwondering stijgt ten top.
Wij veronderstellen dat de man uit de vorige eeuw zich in eene comfortable woning in een der steden van Europa of Amerika verplaatst ziet. Welke onbekende en ongedachte wonderen aanschouwt en ontmoet hij in die woning zelve. Eertijds moest bijv een patriciër te Amsterdam zijn drinkwater uit Utrecht laten komen; thans voert de waterleiding het - en 't is van uitstekende qualiteit - zijne woning binnen: hij en zijne huisgenooten hebben het slechts voor het nemen; het is avond geworden en hij heeft licht noodig; geen olie behoeft hij meer, geen lampkatoen, geene omslachtige bewerking of nauwlettende voorzorgen om vuur te maken en zijne lamp te ontsteken, - in twee handgrepen is hij gereed: eene streek mei een houtje en hij heeft vuur, de gaspit opengedraaid en hij heeft licht. Wil hij een gesprek voeren met iemand, die in het andere eind der stad woont, - hij behoeft daartoe niet van zijn stoel op te staan: de telephoon-geleiding zal zijne woorden overbrengen door straten en grachten heen.
Zoo zullen hem wonderen op wonderen treffen; hij zal verbaasd, versteld staan en zijne ooren en oogen niet gelooven, toch zal hij zijn ongeloof aan de wezenlijkheid, aan de bestaande feiten ten offer moeten brengen.
Wij willen ons niet verdiepen in gissingen over welke nieuwe uitvindingen en toepassingen wij op onze beurt verbaasd zouden staan als wij eens over zestig, zeventig jaar konden terugkeeren en de wereld het jaartal 1950 schrijft. Het lijdt intusschen geen twijfel dat we dan even verwonderd zouden zijn als de achttiende-eeuwer over onzen tijd. Wie weet welke nieuwe gemakken op reis en te huis in dien tusschentijd weêr verschaft zullen worden. Bepalen wij ons echter tot het tegenwoordige. Reeds ontvangt men het water, het licht en - in Amerika - de warmte van uit een centraalpunt, dat eene geheele stad van warmte, licht en water voorziet. Daar blijft het niet bij. Te Geneve (in Zwitserland) is men reeds begonnen het uur, den tijd - minuut voor minuut - aan huis te bezorgen en zulks met wiskunstige zekerheid. Het is onnoodig er nog eene klok of pendule op na te houden: ieder die zulks verlangt, wordt, zonder dat hij iets anders heeft te doen dan den gestelden abonnementsprijs te betalen, voortdurend en regelmatig op de hoogte gebracht van het uur - zelfs van de minuut van den dag - 't officieele uur, de officieele minuut, die, door bemiddeling van het observatorium, rechtstreeks van de zon komt.
Het centraalpunt van het tijdsindeelingstoestel bevindt zich op eene kamer van het stadhuis. Het bestaat uit een eenvoudig uurwerk, dat door middel van een bijzonder toestel iedere minuut in verbinding komt met eene menigte draden die langs electrischen weg in verbinding staan met de woningen der geabonneerden, waar een eenvoudig werktuig, uit een wijzerplaat en twee wijzers bestaande, is opgehangen. Elke minuut schuift door de geheele stad de groote wijzer der uniforme wijzerplaten het zestigste deel van den cirkel vooruit, terwijl de kleine wijzer eveneens, doch natuurlijk een zoo veel korter afstand vooruitgaat. Op deze wijze is het overal juist even laat en kan ieder geabonneerde op eenige seconden na den juisten tijd waarnemen, en zulks zonder dat hij zich ooit met het aanschaflen, doen repareeren, bijzetten of opwinden van klokken behoeft bezig te houden.