De Belgische Illustratie. Jaargang 13
(1880-1881)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– AuteursrechtvrijEmmanuël.
| |
Rei van engelen.Gode zij eere, den menschen zij vrede!
Gloria!
Aarde, verblijd u, juich jubelend mede.
Gloria!
Menschdom, verheug u, verhoord is uw bede.
Gloria!
Hemel en aarde, oceanen en kolken,
Donder en hagel, gestarnten en wolken,
Boomen en bloemen, gevogelte en volken,
Juicht! en komt allen uw vreugde vertolken.
Gloria!
Kniel neder,
Vouw teeder
Uw hand ten gebede,
Laat psalmen
Weêrgalmen
U, menschdom, zij vrede.
| |
Rafaël.Vrede! kostbre hemelsgave,
Dauw ontdroppeld aan Gods Hart,
Teedre glimlach van d' Algoede,
Balsem voor uw zielesmart,
Veilige uitkomst in uw wanhoop,
Bovenaardsche melodij.
Vrede! menschdom, slaak uw banden,
Vrede, vrede, gij zijt vrij!
| |
Gabrïel.Vrij! uw ziel van satans kluister,
Van der helle dwinglandij,
Van het eeuwig tandenknarsen,
In 't verblijf der razernij;
Uw Verlosser is geboren!
| |
[pagina 99]
| |
Vrij! uw geest van waan en logen,
Van der dwaling overmacht,
Van het dolen door d' onveilgen
Nevel van den bangen nacht:
Zie de zon der waarheid gloren!
Vrij! uw wil om 't kwaad te doemen,
Om het goede steeds te doen,
En het schoone te beminnen,
Hoe fel ook de driften woên:
Jezus is een sterke toren!
| |
Michaël.Sterk ja, krachtig
Overmachtig
Heer Sabaoth;
Toch zachtzinnig
En aanminnig
Der Liefde God!
Onverwinlijk
Ten gevechte,
Maar beminlijk
Den gerechte.
't Is vreeslijk, als de God der legerscharen,
Ten strijde trekt, om Zijn verloochenaren,
De overtreders van Zijn wetten
Met Zijn gramschap te verpletten!
Dan siddert, dan davert en schokt het Heelal;
Dan wagglen de bergen en joelen de kolken
Der woeste oceanen. Voor 't krakend geknal
Zijns donders verbleeken de rillende volken;
Dan flikkren de flitsen Zijns bliksems - Zijn zwaard!
Dan bulderen al de elementen in woede:
Wie is het, die Gode den oorlog verklaart?
Heer! Gij zijt de Almachtige, Alwijze, en Algoede
Emmanuël,
De Schepper van 't Heelal,
Die is, die was, die wezen zal.
Gloria!
| |
Trio.In 't stalke ligt
Het godlijk Wicht
Met raaflende zwachtels omwonden!
Maria had
In Davids Stad,
De stede haars Vaders, gevonden
Geen gastvrije woning,
En vlijde den Heer,
Der koningen Koning
In 't kribbeke neêr!
Arm Kindekijn,
O Koning mijn!
Hoe rillen Uw handjens van koude!
Uw hofstoet zijn,
Uw Moederkijn,
En Jozef, der Maged vertrouwde!
| |
Rei van engelen.
| |
Tegenzang.Aanbidden wij 't geheimnis!
Geen Englenbrein vermoedt het,
Maar wat voor ons geheim is,
Dit Kindeke bevroedt het.
Is Hem de pracht der aarde,
Haar praal niet overbodig;
Heeft Hij, die 't al vergaarde,
Der menschen goedren noodig?Ga naar voetnoot(1)
Doet Hij de waterbronne
Den berg voet niet ontbor'len;
Wil Hij niet dat de zonne
Bestraal de tarwekor'len,
Dat zij tot vruchtbre halmen
Op 's menschen akker groeien;
En blijde jubelpsalmen
Van 's menschen lippen vloeien?
Zingt Hem niet, in 't gebladert
En groene palmenmeien
Ter morgenbeê vergaderd,
Het voglenkoor zijn reien?
Zijn Hem de woeste orkanen
Geen dienaars, vlug en vaardig,
En brullen de oceanen
Geen loflied hunner waardig?
Zijn Naam weerklinkt langs velden,
Langs bergen, zeeën, wolken,
't Wil al Gods lof vermelden
En eigen dank vertolken.
Emmanuël
Oneindig God,
Emmanuël
Heer Sabaoth!
| |
Michaël.Ga naar voetnoot(2)Nog heugt mij de dag, de noodlottige stonde
Van 's Aartsvaders val,
Toen God, tegen Adam door Eva tot zonde
Verleid, mij beval:
‘Mijn Michaël, wapen uw arm met den zwaarde,
Vat post aan de poort,
Drijf weg den verwaten! hij zwerv' over de aarde,
En zij breng'hem voort
Na pijnlijken arbeid slechts distels en doornen
Tot straf voor zijn trots.
Laat zien wien hij dorst onbeschaamd te ver-toornen!’
O Kindeke Gods!
Uw Michaël legt aan uw kribbeke neder
Het zwaard in de scheê:
De Vader der Liefde openbaarde zich weder
Den mensch gewordt vreê:
Aan 't schamele wiegjen omhelzen zich de Engel
Van vrede en van recht,Ga naar voetnoot(3)
En stemmen weer in met ons zangengemengel;
Het pleit is beslecht,
Zie de aarde brengt wijn voort en koren en honing
Nu Christus ontsproot
In Efrata's Bethel, de lieflijke woning
Van 't voedzame brood.Ga naar voetnoot(4)
| |
Gabriël.Ga naar voetnoot(5)Wees nogmaals mij gegroet
O wonderlijke Maagd,
Nu Gij op uwen schoot
Het Godlijk Kindje draagt:
Ave Maria!
Erken, o Koningin,
Den trouwen Gabriël
Die u de boodschap bracht
In de arme bedecel:
Ave Maria!
Hoe was, bij Gods bevel,
Uw maagdlijk hart te moê!
Verheug U! eeuwen lang
Roept U het aardrijk toe:
Ave Maria!
| |
Rafaël.Ga naar voetnoot(1)Is deez Emmanuël
Een Kind van troost en zoete vreugde,
De hoop van Israël,
O Englen koningin! verheugde
Uw hart zich toen uw blik
Voor 't eerst op 't Jezukindje rustte
En gij, met liefde en schrik
Uw Zoon en uwen Schepper kuste;
Ach! eens rijst Hij omhoog
Met bloedzweet op de ledematen,
En tranen in het oog!
O smart! wanneer zij, die Hem haten,
Zich wapenen, om Hem
Belaan met ketenen, te sleuren
Weg naar Jerusalem,
En van 't gebeent' zijn vleesch te scheuren!
O smart! indien gij wist
Dat U een zwaard het hart zal kerven.
De Vader heeft beslist
Dat Christus aan het kruis zal sterven!
Doch weet, dat, als Hij, in
Gethsemané bedroefd, bezweken,
Bij 's lijdens eerst begin,
Zijn Vader om genâ zal smeeken,
Uw trouwe Rafaël
Hem lijdensmoed in 't hart zal spreken,
Om van den Vorst der Hel
Voor eeuwig 't machtgeweld te breken!
Dan zal van de aard de jubeltoon
Weer opgaan naar de Hemelwoon:
Gloria!
Emmanuël
Onsterflijk God,
Emmanuël
Heer Sabaoth!
| |
Slotzang.Welkom! welkom! Zielenbeminnaar!
Door armoede en strijden
En mateloos lijden,
En rusteloos zwerven
En smadelijk sterven
Driewerf roemvol Helleverwinnaar!
Welkom bij uw eerste schrede,
Koning, van uw zegetocht!
Gij herstelt den zoeten vrede,
Gij verplet het helsch gedrocht!
Hemel en aarde, oceanen en kolken,
Donder en hagel, gestarnten en volken,
Boomen en bloemen, gevogelt en wolken,
Alles verschijnt om zijn vreugd te vertolken.
Emmanuël!
Gloria!
Jacq. Vrancken, Pr.
|
|