Nationale tentoonstelling.
Het eerste lokomotief.
Het was in 1835 dat voor de eerste maal de lokomotieven la Flèche en l'Eléphant de reis deden tusschen Mechelen en Brussel; doch het eerste lokomotief, dat op de pas gelegde rails liep, was le Belge, waarvan wij een namaaksel in de tentoonstelling gezien hebben.
Het inrichten van den spoorweg in België was reeds onder het gouvernement van Willem opgeworpen; in 1829 had John Cockerill aan het nederlandsche gouvernement voorgesteld Maas en Schelde door een spoorweg te verbinden.
De omwenteling van 1830 wierp dit ontwerp in de snippermand, waaruit het in 1831 werd opgehaald, en wel onder het bestuur van den heer Teichmann, destijds minister van Openbare Werken en later gouverneur der provincie Antwerpen.
In 1833 werd het wetsontwerp, daartoe betrekkelijk, in de Kamer aangeboden en den 27 maart 1834 aangenomen; 56 leden stemden voor, 28 stemden tegen. Den 30 april bekrachtigde de Senaat deze stemming en men sloeg onmiddellijk de handen aan het werk. In juni 1835 werd de sektie Mechelen-Brussel geopend, en van wijd en zijd stroomde het volk naar die eerstgenoemde plaats, om ‘ook eens met den à la vapeur te rijden.’
Zoo druk ging het er toe, dat men acht en veertig uren te voren zijn plaatsbriefje nemen moest, wilde men het genoegen van dien tocht genieten. De heen- en weêrkaarten werden slechts eenige weken later door den minister de Theux ingevoerd. Gansch de instelling was, natuurlijk, nog zeer gebrekkig; doch ook Rome en Aken zijn niet in éénen dag gebouwd.
De drie eerste machinen waren van engelsch fabricaat; doch weldra leverde het luiksche huis John Cockerill voortreffelijke lokomotieven, welke werking weldra door andere fabrieken gevolgd werd. Van dat oogenblik waren wij niet meer schatplichtig aan den vreemde.
Onze eerste tak van ijzeren weg had slechts eene lengte van 20 kilometers; vandaag tellen wij eene lengte van 4000 kilometers, en is de spoorweg eene der rijkste bronnen van opbrengst en welvaart in België.