Merkwaardigheden op het gebied van wetenschap, nijverheid en kunst.
INHOUD: - Kattenverlichting. - Een onmetelijke vuurhaard. - Warm water door stalmist. - Ontbrandbaar hout. - Onmiddellijke verwarming eener kamer.
Alle eerbied voor de vernuftige Amerikanen! Op het gebied der uitvindingen zijn en blijven zij ons, Europeanen, toch maar de baas, in uitvindingen, die, wat ze in de practische uitvoerbaarheid dikwijls te kort schieten, door originaliteit vergoeden. In onze eeuw van verlichting is de verlichting, in hare letterlijke beteekenis genomen, met reuzenstappen vooruitgegaan. Verdwenen zijn de smokende langteutige keukenlampen, de vetkaarsen van ‘achten’ en ‘twaalven’: ze zijn verdrongen door elegante petroollampen, spiegelgladde stearinekaarsen, schitterende gaskronen en oogverblindende electrische verlichtingstoestellen. Stearine, petrool, gas en electriciteit zijn heden ten dage de bronnen van verlichting - nogmaals, in de letterlijke beteekenis - ofschoon het niet gezegd kan worden, dat ze altijd even broederlijk of zusterlijk naast en met elkander leven.
Intusschen, het menschelijk vernuft zoekt naar nieuwe verlichtingsbronnen; doch het toeval, dat ondanks alle vernuft en vindingrijkheid, op het gebied der uitvindingen de eerste viool speelt, heeft eene ontdekking gedaan, welke, althans in originaliteit, niets te wenschen overlaat. Een Amerikaan, professor Maynard, heeft al zijne collega-uitvinders verre in den donkere gesteld met zijn onovertroffen en onovertrefbare.... kattenverlichting. Voortaan geene petroollampen meer, geene stearinekaarsen, geen gas, zelfs geene electrische verlichting, systeem Jablocoff, - maar katten, inderdaad levende katten, bij avond en nacht, op onze straten en pleinen, in onze huiskamers en concertzalen. Een amerikaansch blad deelt zulks zijnen lezers in vollen ernst en met groote verwachting van de kattenverlichting der toekomst meê.
Ziehier hoe professor Maynard aan zijne uitvinding gekomen is: de groote man bevond zich in zijne werkplaats; een electrische batterij was in werking; zijne kat, voor welke door het dankbare nageslacht ongetwijfeld te eeniger tijd een standbeeld zal opgericht worden, snuffelde met den neus aan den draad der sterke batterij, terwijl haar staart - o gezegend toeval! - op den anderen draad lag. Eensklaps werd het vertrek door een hellen glans beschenen: de electrische stroom ging door het lichaam der kat, welke daardoor een bron van licht werd, ter sterkte van niet minder dan 800 kaarsen. De professor was in de wolken; de kat scheen zulks minder te zijn, althans zij deed eenige hooge trillers hooren, aan het kattengeslacht eigen.
De amerikaansche professor heeft reeds voorgesteld kattenlampen en kattenlantaarns te vervaardigen - een levende en mauwende verlichting dus. Welk eene gezegende uitvinding! Met geringe kosten kan men zich een schitterende verlichting bezorgen, met een hartverheffende kattenmuziek op den koop toe. Intusschen de dierenbeschermers zullen bij de toepassing van de nieuwe amerikaansche uitvinding in een geweldigen tweestrijd geraken: zij zijn de voorstanders der negentiende-eeuwsche verlichting en tegelijk van het kattengeslacht: - hoedanig zullen zij in dezen moeten handelen? Het zij echter zoo het wil, de Amerikanen zijn geniale lieden.
Blijven wij nog in Amerika, doch stappen wij op practischer gebied over. Sedert meer dan drie jaren bevindt zich een onmetelijke onderaardsche vuurhaard in de nabijheid van Pittston in Pensylvanië en breidt zich dagelijks meer uit. Eene kolenmijn staat er in brand; op dit oogenblik woedt het onuitbluschbaar onderaardsche vuur reeds over eene uitgestrektheid van 10 acres (ongeveer 5 hectaren). Het merkwaardigste van het geval is, dat de mijnwerkers nog altijd voort arbeiden in de schacht, welke beneden den schrikwekkenden vuurhaard gelegen is; doch hoezeer zij er van gescheiden zijn door een rotsmassa ter dikte van 70 voet, wordt de hitte in de be nedenlagen met den dag meer onuitstaanbaar en zullen de werklieden den arbeid moeten opgeven.
De oorsprong van dien onbluschbaren brand is heel zonderling. In het begin van 1877 had eene vrouw, die uit Pittston verdreven was, eene schuilplaats gezocht in eene grot, in den omtrek der stad gelegen. Zij legde er geregeld vuur aan om haar eten te koken. Op zekeren nacht werd zij door een ongewoon licht gewekt, en bemerkende, dat de grot rondom in vuur stond, nam zij de vlucht. Eerst eenige maanden later werd de onderaardsche brand ontdekt; alle aangewende pogingen om den voortgang van het vuur in de ingewanden der aarde te stutten, bleven vruchteloos. Thans dreigen de vlammen zich aan eene nabij gelegen mijn meê te deelen, in welk geval de bevolking van Pittston genoodzaakt zal zijn hare stad te ontruimen, daar deze boven de tweede mijn aangelegd is, en geene macht ter wereld in staat zou zijn haar van de vernietiging te redden, welke haar door het onderaardsche vuur dreigt.
Men weet tegenwoordig overal voordeel uit te trekken. Zoo is onlangs een hoofdofficier van het fransche leger op het eigenaardige denkbeeld gekomen, om de militairen, bepaaldelijk van de cavalerie, zonder vuur het warme water voor de voorgeschreven wasschingen te verschaffen. Daartoe wil hij de warmte van de mist der paardenstallen van het regiment aanwenden. Volgens de opgave van dien hoofdofficier kan die warmte, welke tot heden in de lucht verloren ging, zeer gemakkelijk tot het voorgestelde doel aangewend worden. In de stalmist worden ijzeren ketels met water geplaatst, waardoor dit water even goed als op een fornuis verwarmd wordt. Dit geschiedt op de volgende wijze: de ketels worden op rijen naast elkander geplaatst en van alle zijden met eene laag mist bedekt, ter dikte van minstens 30 centimeters; na tweemaal vier en twintig uren heeft het water een warmtegraad van 40 tot 45 graden Celsius bereikt: na vier dagen bedraagt de warmtegraad 60 à 65 graden. Die warmte kan gedurende veertien dagen op dezelfde hoogte gehouden worden. Het denkbeeld van den franschen officier zou gemakkelijk meer algemeene toepassing kunnen vinden, o.a. voor de verwarming van broeikassen, enz.
Het Journal of the Society of arts doet het volgende middel aan de hand om hout onbrandbaar te maken. Men neme daartoe:
Zinkzuur zout |
24.75 |
kilogram. |
Amerikaansche potasch |
9.90 |
kilogram. |
Amerikaansche aluin |
19.80 |
kilogram. |
Oxyde van magnesium |
9.90 |
kilogram. |
Zwavelzuur van 60° |
9.90 |
kilogram. |
Water |
24.75 |
kilogram. |
Alle vaste stoffen worden in een ketel gedaan, die de aangegeven hoeveelheid water bevat, tot 113° Fahrenheit (45° 30 Celsius) verwarmd. Zoodra die stoffen opgelost zijn, kan men er allengs het zwavelzuur bijgieten, tot het mengsel geheel verzadigd is.
Om het hout de bewerking te doen ondergaan. plaatst men het in een bijzonder toestel op ijzeren staven, en wel zoodanig, dat tusschen ieder stuk hout eene tusschenruimte van 0.9125 millimeiers gelaten wordt, waarna men de vloeistof door middel van eene pomp in het toestel overbrengt, wanneer alle ledige ruimten aangevuld zijn, wordt de vloeistof gedurende drie uren verwarmd. Als dan het hout in de open lucht gedroogd is. kan het, zonder vrees voor het vuur, alle mogelijke bewerkingen ondergaan.
Een wetenschappelijk tijdschrift geeft, op grond van eigen en herhaalde ondervinding, het volgende middel aan de hand om een vertrek binnen weinige oogenblikken te verwarmen. In een pot giet men een deciliter (maatje) of meer wijngeest, al naar de grootte van het vertrek dat men verwarmen wil. Steekt men den wijngeest aan, dan zal de temperatuur in de kamer na 8 of 10 minuten verscheidene graden gestegen zijn.