knollen rechtstreeks van het veld naar de kelders of knilen brengt. Wat wonder dat hij, die ze zoo behandelt, in den winter en in het voorjaar steen en been klaagt over het bederven zijner aardappelen en hun slechten smaak? Neen, niet alzoo beware men zijne winteraardappelen! Schudt ze vooreerst liever op eene drooge en luchtige plaats, hetzij binnen- of buitenshuis, gedurende eenige dagen neêr, overdek ze voor den invloed van het zonnelicht, dat ze eene groene kleur zou geven en van den smaak berooven zou, met wat stroo of ruigte, zet ze gedurig met eene houten schop om ter bevordering der verdamping en breng ze eerst dan in de bewaarplaatsen, als zij zoo volkomen mogelijk zijn droog geworden. Zorg er nu verder voor dat de aardappelen droog blijven. Houd dus den kelder vrij van vocht, leg den kuil op eene hooge en drooge plaats aan. Maak de hoopen in den kelder niet te groot, geef de kuilen niet te veel diepte, geen te grooten inhoud. Eene laag, gemaakt van steen koolof houtasch, kort gestampte houtskool of gips en gebracht op de plaats in den kelder of op den bodem van den kuil, waarop de aardappelen komen liggen kost weinig en is toch bij uitnemendheid er voor geschikt om ze droog te doen blijven. Ook is het zeer aan te raden laagjes van de genoemde stoffen tusschen de knollen te vlijen of er de openingen meê te vullen. Men houde den kelder vervolgens zoo lang mogelijk luchtig en koel; eerst als de vorst invalt, brenge men hierin verandering. In de kuilen dekke men de aardappelen in het eerst niet te warm: eene laag gaaf en droog stroo er over gelegd en die overdekt met de helft der aarde, welke uit den kuil is gekomen, is vooreerst voldoende. Eerst later, als de vorst zich strenger doet gevoelen, brengt men er de overige aarde overheen en strooit hierover wat ruigte. Zoo de verdamping in de kelders soms mocht blijven voortduren en hieruit dus blijken, dat de aardappelen nog vochtdeelen afscheiden, dan vlijt men er een laagje stroo overheen om dien waterdamp op te vangen. Is het stroo nat geworden, dan verwijdere men het om het door versch te vervangen zoolang tot de verdamping is geëindigd. Doet men dit niet, dan verdikt zich die waterdamp tot water in de bovenste lagen der aardappelen; deze worden hiervan nat en gaan zeer licht rotten. Wanneer de winteraardappelen op deze manier worden behandeld, blijven ze volkomen gaaf en behouden zoo lang hun smaak tot zij in het vroege voorjaar hunne bewaarplaatsen moeten verlaten. Hierop en op de verdere bewaring tot den zomer kom ik in februari terug.
paviljoen-waterval in cement.