Twee zusters.
Eene schets uit het hedendaagsche leven, door H.A. Banning.
Vier ongelukkige weduwen.
Wanneer men de tegenwoordige maatschappij mocht schatten naar de onuitputtelijke middelen, die aangewend worden om de liefdadigheid voor allerlei soort van ongelukkigen op te wekken, zou men inderdaad moeten erkennen, dat zij het ideale zeer nabij kwam.
Behalve de tallooze vereenigingen, waaraan philanthropische heeren en dames, uit alle rangen en standen, zich toewijden en die ieder haar bijzonderen werkkring hebben, treden aanhoudend en als om strijd nog andere personen op, om bij buitengewone gelegenheden of gebeurtenissen op het toneel der philanthropie een soort van gastrol te vervullen.
De namen van zulke menschlievende dames en heeren vindt men nu en dan vermeld in de dagbladen, op circulaires en in fatsoenlijke, zeer net gedrukte bedelbrieven, wanneer een steiger ingestort is, eenige huizen in een achterbuurt afgebrand zijn, of een gedeelte van ons land door den watervloed geteisterd wordt. Die dames en heeren vragen geen aalmoes, maar bieden iets te koop in den vorm van een concert, een bal, een toneelvoorstelling, een harddraverij op schaatsen, of andere publieke vermakelijkheid; de opbrengst wordt alsdan, na aftrek der onvermijdelijke kosten, aan de noodlijdenden uitgereikt, en honderden, soms duizenden, kunnen het verkwikkend gevoel smaken, dat zij daartoe hun penningske hebben bijgedragen.
Deze springvloeden van liefdadigheid heeft men aan onzen vindingrijken tijd te danken. Nu zijn er wel een aantal zwartgallige menschen, die dergelijke hefboomen, waarmeê men het medelijden tracht op te wekken, slechts nieuwe prikkels tot genotzucht durven noemen, waarmeê de eigenlijke liefdadigheid niets gemeens heeft, doch men moet niet vergeten dat het sommigen lieden nooit naar den zin te maken is.
Van deze meening was ook de commissie, die zich tot taak had gesteld het lijden te verzachten van vier vrouwen, wier mannen op noodlottige wijze het leven verloren hadden.
Daar waren te Amsterdam twee in aanbouw zijnde huizen ingestort. Het gaat tegenwoordig met het bouwen van nieuwe huizen als met het oprichten van nieuwe firma's. 't Is niet zelden een luchtig getimmerte boven den grond, met een kolossaal uithangbord van schijngrootheid en een jammerlijke armoede aan innerlijke waarde. Die bouw- en nijverheidkoorts is oorzaak dat men nu en dan hoort van huizen, die instorten alvorens zij nog bewoond konden worden, en van het verdwijnen van firma's en vennootschappen, welke men nog nauwelijks aan de beurs en in handelskringen had hooren noemen.
Zoo waren ook nu weêr twee huizen ingestort, die men door het hocus pocus der moderne manier van bouwen in een oogwenk uit den grond had zien oprijzen. Niemand verwonderde er zich over, niemand beklaagde den roekeloozen bouwmeester, doch er waren, helaas! slachtoffers te betreuren. Toen het ongeluk plaats greep, bevonden zich verschillende werklieden op de hoogste verdieping. Drie dier ongelukkigen waren onmiddellijk dood en twee zwaar gekwetst; een dezer laatsten stierf nog denzelfden dag; allen lieten vrouw en kinderen achter.
Zoodra de ramp bekend geworden was, kwam men van verschillende kanten hulp bieden. Eene commissie, met een buurt- of wijkmeester aan het hoofd, deed in de dagbladen een beroep op de liefdadigheid. Het regende in de eerste dagen kleine giften van medelijdende menschen, doch deze pleisters konden slechts een oogenblik het lijden verzachten, er moest een middel gezocht worden om de toekomst der weduwen en weezen te verzekeren, en dat middel meende de liedertafel Amstels Nachtegaal te hebben gevonden.
Liedertafels hebben een uitgebreiden werkkring. Zij bevorderen en populariseeren, ieder in haar eigen kring, de toonkunst, geven jaarlijks even gezellige als luisterrijke feesten, bieden velen onzer componisten gelegenheid om de vruchten van hun geest gratis gedrukt voor zich te zien en ten gehoore te doen brengen, en zijn altijd bereid hare krachten en talenten beschikbaar te stellen, ten einde ongelukkigen te redden, die door den stroom, welke rampspoed heet, dreigen weggesleurd te worden. Daarom zal het iedereen moeten verwonderen, dat de meeste banieren der liedertafels niet prijken met reddingsmedailles, zooals uitgereikt worden aan personen, die drenkelingen uit het water hebben gehaald.
Nu wilde het geval dat de liedertafel Amstels Nachtegaal gedurende dien winter nog geen gelegenheid had gevonden om een concert te geven, waarvan men het succes reeds vooraf verzekerd kon achten; want zulke gelegenheden bieden zich niet altijd aan en er storten gelukkig niet elken dag huizen in. Daarenboven had juist de directeur van genoemde liedertafel een nieuwe cantate gecomponeerd, getiteld Humaniteit, een muziekstuk voor mannenstemmen met obligaat sopraan en vol orchest. De uitvoering van zulk een kunstgewrocht gaat met groote kosten gepaard en wie weet dus hoelang het kunstminnend publiek daarvan verstoken zou zijn gebleven, wanneer de bedoelde huizen niet ingestort waren; want er sterven wel dagelijks werklieden, die weduwen en kinderen zonder middel van bestaan achterlaten, maar niet onder het voorrecht dat hun dood opzien baart, niet op zulk een geruchtmakende wijze als noodig is om het algemeene medelijden op te wekken. De leden van Amstels Nachtegaal meenden het middel te bezitten om een fonds bijeen te brengen voor de ongelukkige weduwen en besloten hunne gaven dienstbaar te stellen ter bereiking van het beoogde doel. De president, die veel menschenkennis scheen te hebben, was intusschen van oordeel, dat in een stad als Amsterdam, waar men zich dagelijks in genot kan baden, de prikkel voor een concert niet groot genoeg zou zijn om op een goeden uitslag te kunnen rekenen; hij stelde dus voor dat na afloop van het concert een bal zou worden gegeven, en ofschoon de directeur zich, in het bewustzijn van de hooge waarde zijner compositie, daartegen verzette, bleken al de leden te veel doorzicht te bezitten om de muzikale gemoedsbezwaren van hun directeur te deelen.
Weinige dagen later las men in de dagbladen het bericht, dat de uitstekende liedertafel Amstels Nachtegaal, gehoor gevende aan de roepstem van een aantal aanzienlijke ingezetenen en kunstminnaars, besloten had een concert en bal te doen plaats hebben, in de zaal van het Park, ten behoeve der vier ongelukkige vrouwen, wier echtgenooten zoo noodlottig om het leven waren gekomen en wier toestand hartverscheurend moest worden genoemd. De redactie gaf eenige loftuitingen voor het edele streven van genoemde liedertafel ten beste, en meende te mogen verzekeren dat zij, die deze loffelijke pogingen wilden ondersteunen, daarenboven ook een ongekend kunstgenot zouden smaken, dewijl de directeur niet slechts geheel belangloos eene omvangrijke nieuwe compositie ten gehoore zou brengen, maar het bestuur der liedertafel zich mocht verheugen in de welwillende medewerking van mejuffrouw E., de uitstekende dilettante, wier talenten velen reeds het vorige jaar hadden kunnen bewonderen. Zij zou terecht de parel van het concert genoemd mogen worden.
Het moet wel waar zijn dat goede woorden doorgaans een goede plaats vinden; want nauwelijks was die opwekking tot deelneming aan het liefdewerk onder het publiek verspreid, of er ontstond een algemeen, een innig en treffend medelijden met de ongelukkige weduwen. Men scheen nu eerst goed in te zien hoe rampzalig die arme vrouwen en kinderen waren, beroofd van hen die het brood moesten verdienen. De jonge dames waren onuitputtelijk in het ophangen van zielroerende tafreelen, waarin verlatenheid, honger en gebrek op den voorgrond geplaatst werden, en zij vonden het zeer hardvochtig dat mama daarbij het hoofd schudde en papa het voorhoofd fronste en de kamer verliet. En wanneer eerstgenoemde al eens zegde: ‘Het kost veel geld, heel veel geld!’ dan hadden zij een aantal argumenten gereed, waaruit zonneklaar bleek hoe vrijgevig en opofferend zulke jonge dames zijn, wanneer haar hart zich eens voor medelijden ontsloten heeft.
Toen weinige dagen later de inteekenlijsten van eene algemeene deelneming getuigden, mochten de leden der liedertafel daarin natuurlijk eene waardeering hunner talenten zien; de directeur had evenzeer recht te gelooven dat zijne nieuwe compositie het lokaas was, terwijl de uitstekende dilettante, mejuffrouw E., zonder eenigen schroom, haar optreden als de oorzaak van die buitengewone belangstelling beschouwde. Waarom hun die illusie te ontnemen? Zouden er onder de sprekers, die jaarlijks in het openbaar optreden, niet eenigen gevonden worden, die meer waarde hechten aan hun talent en aan de hulde van het publiek, dan aan de beginselen, die zij schijnbaar met zooveel warmte verkondigen?
Van zoodanig egoïsme zag of hoorde men echter niets in het openbaar. De gansche stad scheen deel te willen nemen aan de pogingen om het lot der ongelukkigen te verzachten; de namen der menschlievende deelnemers groeiden op de inteekenlijsten met elken dag aan; 't was of men een wedstrijd in liefdadigheid wilde houden.
't Spreekt vanzelf dat ook nog in een ander opzicht een wedstrijd plaats had. Jonge dames kunnen onmogelijk op een bal verschijnen zonder behoorlijk toilet te maken, en de moeders - al zijn zij ook zeer zuinige huisvrouwen - pronken in 't openbaar even gaarne met hare dochters, als met hare bloemen aan het venster. Zoo kwam het dan ook dat in die dagen duizenden handen in beweging waren om het concert en vooral het bal luister bij te zetten. In de ateliers der modisten lagen dag en nacht de balkleedjes als halfgevulde luchtballons hoog opgebold onder de herscheppende handen der naaisters. Stapels glacé-handschoenen werden ter bezichtiging gezonden door winkeliers, die voor deze gelegenheid buitengewonen voorraad hadden moeten opdoen, en de leien der stalhouders stonden vol namen van familiën, die met rijtuigen naar het Park moesten worden gebracht, om daar het offer te plengen voor de noodlijdende weduwen.