De nationale tentoonstelling te Brussel van het jaar 1880.
Wij meenen onzen lezers, waarvan de meesten reeds een bezoek zullen gebracht hebben aan de thans te Brussel geopende Nationale Tentoonstelling, een dienst te bewijzen door hun achtervolgens een afbeelding te geven van de gebouwen en eenige daarin tentoongestelde voorwerpen. Het is natuurlijk onmogelijk al het schoons aanschouwelijk weêr te geven, wat die Tentoonstelling zoo uitermate luisterrijk maakt en hebben wij ons derhalve tot eenige weinige moeten bepalen, die ons daartoe het geschiktst voorkwamen.
Het paleis, zijne aanhoorigheden en de hovingen beslaan een oppervlakte van dertig hektaren, waarvan zeven voor de gebouwen. Deze bevatten twee pavilloenen, ieder van zeven duizend vierkante meters en verbonden door een reusachtig halfrond, in welks midden zich een zegeboog verheft, welke den hoofdingang vormt.
Een der pavilloenen is gewijd aan de oude kunst, het andere aan de industrieele kunsten.
De galerij van den arbeid, welke een oppervlakte van zes en dertig vierkante meters heeft, biedt een verzameling aan van al de nijverheden des lands en vooral daar is het schouwspel grootsch en belangwekkend, want men ziet er alle werktuigen, alle mogelijke toestellen, door stoom gedreven of door een andere mechaniek in beweging gebracht, werken en voortbrengen; in een woord, men ziet er hoe de grondstoffen door een reeks van bewerkingen tot zaken, geheel voor het gebruik gereed, vervormd worden.
Al de toestellen worden gedreven door vijf en twintig stoomwerktuigen van verscheidene honderden paardenkracht, onderling verbonden door drijfriemen, die een gezamenlijke lengte hebben van achthonderd meters.
De beide zijden der galerij van den arbeid