De Belgische Illustratie. Jaargang 13(1880-1881)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Drie gedichtjes van B. van Meurs. I. Het stervende kind. 't Heeft stil aan haar harte Zich nedergevlijd, En weet niet wat smarte Dat moederhart lijdt. Op lipjes en wangen Heeft bleekheid vervangen Het lieflijke rood. - Wat spellen die lachjes?... Het kindje wordt zachtjes Gekust door den dood. Naar Geibel. II. De ledige wieg. Daar fladdert een vogel In angstige vlucht, Zijn kreten van droefheid Doortrillen de lucht. Hij kwam naar het nestje Gevlogen van veer', En zocht er zijn jongen, Doch vond ze niet meer. Hier weeklaagt een moeder Alleen met haar smart, En sluit voor vertroosting Den ingang van 't hart. Soms tuurt ze op het wiegje Dat ledig daar staat, Dan hult ze in haar kleeding Het schreiend gelaat. III. Een stem uit den hemel. Droog, lieve moeder, Uw tranen af; 'k Ben niet in 't wiegje, Ook niet in 't graf: Hij nam mij tot zich Die mij u gaf. Ik speel met de Englen, In 's Hemels woon; Ik zing het lied meê Voor 's Heeren troon; Ik vlecht alreede Voor u een kroon. U roept ook spoedig Ons-Lieve-Heer, Dan zien we elkander Voor eeuwig weer, Dan, lieve moeder, Weent gij niet meer. Vorige Volgende