peupel; ‘zij is schuld dat wij van honger omkomen. Wij zullen haar hoofd naar Parijs brengen.’
In het slot was een ieder aan de hevigste ontsteltenis ten prooi. De koning had zijn lijfwachten verboden van hunne wapens gebruik te maken, en de nationale garde, onder bevel van La Fayette, die toch niet zeer ten gunste van Lodewijk gestemd was, liet op zich wachten.
Eindelijk daagde La Fayette tegen elf uur in den avond op, en verzocht den vorst, na de menigte uiteen gedreven te hebben, zich geheel op hem te verlaten; de generaal, die vermoeid was, beging toen den misslag van bij een bloedverwant een weinig te gaan uitrusten. Men heeft er hem een verwijt van gemaakt, dat hij zich in die ure aan den slaap overgaf, dewijl de vijand bleef waken en in de nabijheid van het paleis rond zwierf.
Omstreeks vijf uur in den morgen drongen de parijzer benden met geweld het binnenplein van 't kasteel in, waar zij, naar de koningin vragende, verscheidene leden van de lijfwacht, die getrouw bleven aan het ontvangen bevel van hunne wapens niet te gebruiken, om het leven brachten.
‘Waar is de Oostenrijksche, dat wij haar 't hoofd afsnijden!’ schreeuwden de woestelingen.
Marie-Antoinette had zich met het gansche koninklijke gezin bij haar echtgenoot vervoegd, die even radeloos was als de koningin, bunne kinderen en de hofdames met schrik en angst vervuld waren.
De opgewondenheid van 't volk nam voortdurend toe; iedereen wilde dat de koning naar Parijs zou komen.
‘Naar Parijs! naar Parijs!’ schreeuwden duizende stemmen, te midden eener onbeschrijfeiijke verwarring.
Na geruimen tijd in vertwijfeling te hebben neêrgezeten, ging Lodewijk naar zijn balcon, waar hij een teeken van inwilliging gaf, hetgeen gevolgd werd door een donderend ‘Leve de koning!’ Toen de stilte een weinig hersteld was, zegde hij met vaste stem:
‘Ik zal naar Parijs gaan, met mijne vrouw en mijne kinderen.’
Het vertrek werd bespoedigd, en de ongelukkige monarch verliet voor altijd zijn geliefkoosd paleis met deszelfs lachende, prachtige hovingen.
De vrouwen uit de volksklasse, meenende dat zij nu voortaan goed en goedkoop brood zouden hebben, zegden gedurende den tocht:
‘Wij voeren den bakker met zijn kleinen gast en zijne vrouw met ons!’
Zoo werd Lodewijk XVI, als 't ware gevankelijk, naar het paleis der Tuillerieën gebracht, dat hij niet meer zou verlaten dan om naar den Tempel en van daar naar het schavot gevoerd te worden.