[Nummer 50]
De leeuw en de slang.
Deze schilderij, welke verleden jaar te Parijs is ten toon gesteld geweest, verplaatst ons in een wildernis. Een leeuw heeft een buffel geveld, en op 't punt dezen te gaan verslinden, wordt hem zijn buit betwist door een groote boa, die zich eensklaps voor hem verheft.
De leeuw ontmoet in de slang een gevreesde tegenstander, die list en voorzichtigheid met kracht vereenigt. Hij durft haar dan ook niet van voren aan te vallen; slechts brult hij op verschrikkelijke wijze en de echo herhaalt zijn gehuil duizendvoudig. Met zijn gansche lichaam bedekt hij zijne prooi om die tegen zijn vijandin te verdedigen; doch de boa gevoelt geenszins lust met den koning der dieren een strijd aan te gaan. De natuur heeft haar een machtiger wapen geschonken dan de scherpe tanden en de ijselijke klauwen van den leeuw. Dat wapen, waartegen geen kracht iets vermag, is haar oog, hetwelk zij zoo strak mogelijk op den leeuw gevestigd houdt en dat dezen aanstonds zal dwingen heen te vluchten en zijne prooi ter beschikking van zijn vijandin te laten.
de leeuw en de slang, naar ch. verlat.