De steurvisscherij.
De steurvisscherij is in het noorden, in de rivier de Ural, eene belangrijke en winstgevende bezigheid. In het laatst van november en in den aanvang van december heeft er reeds eene vangst plaats, of beter gezegd eene verkenning, om te weten waar, in welke diepten, de visch zich schuil houdt. Wat men alsdan vangt, wordt gewoonlijk aan het hof en aan de grooten ten geschenke gegeven. Om dien visch en de ka viaar naar St. Petersburg over te brengen, zijn er ruiters te paard, door een officier gekommandeerd, op den weg geposteerd, die dag en nacht in galop door rijden.
De andere visscherijen hebben plaats omstreeks Kersmis. Men vischt alsdan met den haak. Ieder kozak krijgt eene toelating om te visschen, een officier ontvangt er meer dan een; doch niet zelden sluiten allen eene overeenkomst, brengen den gevangen buit bijeen, verkoopen dien en verdeelen de koopsom onderling. De kozak is gewapend met een schup, een soort van breekijzer om het ijs in stukken te slaan, en een ijzer van tien voet lang, waaraan beneden haken zijn vastgemaakt. Zoo gewapend wacht men den door den hetman bepaalden dag af, doch het ongeduld wordt verkort door veel eten en lustig drinken.
Bij het krieken van den dag trekken de kozakken in talrijke groepen naar de plaats, waar zij met hoogere toelating zullen mogen werkzaam zijn. Een aantal arbeiders volgen hen, want de kozak doet niet anders dan visschen, terwijl de volgelingen vuur maken, tenten opslaan, kortom, koken en stoken. De russische kooplieden zijn ook daar: zij koopen den visch onmiddellijk van den kozak, nemen er de kaviaar uit, zouten die in, halen de hausenblaas uit den visch, laten deze bevriezen of wel zouten ze insgelijks in - kortom, zij bereiden alles, om de vangst onmiddellijk landwaarts in te zenden.
Wat inderdaad verwonderlijk mag genoemd, worden, is de verdere toeloop van duizende leur ders, venters, zoo vrouwen als mannen, die in een omzien een dorp van honderde hutten opslaan en aan de oevers der bevrozen rivier een onbeschrijfelijk leven, een bont gewemel geven.
Doch men denke niet, dat de kozak vischt wanneer hij wil! Wel heerscht er een druk leven aan de oevers der Ural, doch op de rivier is nog geen levende ziel. Den ijsvloer mag de kozak slechts betreden, als het algemeene sein daartoe gegeven is, en dat sein is een kanonschot. Het kanon staat op den kant; de artillerist met de lont in de hand staat er naast. Op den oever staan de kozakken driftig en ongeduldig op het sein te wachten. Ieder van hen heeft zijne plaats gekozen, ten gevolge der verkenningen in november en december gedaan.
Op eens wordt het schot gelost, en onder een duizelig hoerrah stormt de bende het ijs op; men begint gaten te kappen en de roeden, in het water gelaten, worden door den kozak in de hand gehouden, waartoe een bijzonder talent vereischt wordt, want een ervaren visscher voelt aan de roede zelve, welke soort van visch de roede aanraakt. Met een fermen slag opwaarts, dringt de haak in den buik van den visch en deze wordt opgehaald, somtijds met behulp van kameraden.
Hoe meer beweging er nu op het ijs is met kappen, neêrlaten en ophalen der roeden, hoe meer de visch zijne schuilplaats in de diepten verlaat en heen en weêr zwemmende, aan de haken vastraakt; doch niet alle hengelaars zijn even gelukkig. Het gebeurt niet zelden dat de kozak die hier uren lang heeft gestaan zonder een enkelen visch op te halen, eene andere stand plaats kiest door een kameraad verlaten, en daar eene goede vangst opdoet.
Wat nu de groote visschen betreft, deze worden ten slotte, hoe dikwijls zij ook ontsnapt zijn, hoeveel haken zij behben gebroken, toch gevangen en juist gezien om hunne grootte. Voortgejaagd door het gedruisch en de beweging, trachten zij onrustig de vlucht te nemen, doch dewijl de rivier overal vol haken ligt en de Kozakken erg behendig zijn, krijgen zij toch den angel hier of daar in den buik, en zoo worden soms hausen opgehaald van 250 tot 325 kilogr.
Wij zegden hooger, dat een behendig visscher aan de beweging die de visch maakt, voelt met welke soort van bezoeker hij te doen heeft. Voelt de sluwe kozak dat hij een groote visch, doch die minder waarde en vooral die geen kaviaar heeft, aan den angel krijgt, dan biedt hij ongeziens wat hij aan den haak heeft, het gevangene te koop aan. Biedt zich een kooper aan die geen ondervinding heeft, dan geeft men hem gewillig de roede in de hand. Aan het geweldig slaan, voelt de kooper wel dat het een kolossale visch is die hij beet heeft en hij biedt royaal; doch de kozak weigert; hij doet hem hooger bieden, en als nu eindelijk de koop gesloten en de vangst opgehaald is, ziet de bedrogene dat het zoo min een steur als een hause is, en hij enkel met eene soort van snoek of iets dergelijks te doen heeft.
Bij het vallen van den avond wordt de vischvangst gestaakt; men brengt den avond en een deel van den nacht met eten en drinken door, met verkoopen en inzouten van visch en het maken van kaviaar. Den volgenden dag breekt het leger op en slaat zich op een ander gedeelte van de rivier neêr. De zomervisscherij gebeurt met een net, dat door twee of vier paarden aan de twee kanten getrokken wordt, en niet ongelijk is aan ons sleepnet.
De gewone steur (acipenzer sturio) is de meest gezochte onder de talrijke soorten die er bestaan; de hausenblaasvisch (acipenzer husio) wordt gebezigd voor het maken van lijm uit zijne zwem blaas; de gestemde steur (acipenzer stellatus) geeft de beste kuit of kaviaar. De lijmvisch bereikt een verbazende zwaarte, soms wel 1500 à 2000 pond.