[Nummer 44]
Het opbreken van het beleg der stad Metz door Karel V.
Deze gravure veraanschouwelijkt eene gebeurtenis uit de langdurige en veelbewogen regeering van den duitschen keizer Karel V, die van 1515 tot 1555 het bewind voerde over de Noord en Zuid-Nederlandsche gewesten. Voor zoover het noodig is, roepen wij in het geheugen des lezers de bijzonderheden terug welke met dat feit in verband staan.
Hendrik II, de opvolger van Krans I, koning van Frankrijk, had zich meester gemaakt van de drie versterkte steden in Lorreinen: Toul, Metz en Verdun. Deze inbezitname was geheel wederrechtelijk, en Karel kon zich die dan ook geenszins laten welgevallen, te meer daar de veiligheid der duitsche staten, uithoofde van de bezetting die de fransche vorst in eerstgenoemde vesting gelegd had, daardoor voor altijd in gevaar gebracht was.
Hij wilde derhalve trachten de verloren plaatsen te heroveren, doch Hendrik II, wel wetende van hoeveel gewicht ze voor hem waren, besloot van zijn kant, ze met alle kracht te verdedigen. Daar hij voorzag, dat van het lot der stad Metz dat der twee andere steden zou afhangen, bezette hij deze vesting met het grootste gedeelte zijner legermacht onder bevel van Frans van Lorreinen, hertog van Guise, een man van beproefde dapperheid en bekwaamheid.
Metz was eerlang in staat gesteld een hardnekkig en langdurig beleg te doorstaan, dank zij het beleid en den iever des hertogs, die de grachten liet verbreeden, nieuwe versterkingen liet aanbrengen en de voorraadsmagazijnen rijkelijk met krijgsmunitie en leeftocht deed voorzien, aan welke werkzaamheden hij persoonlijk deelnam.
het opbreken van het beleg van metz door karel v, naar l. mélingue.
Ondertusschen kwam Karel, aan het hoofd van een machtig leger, voor de muren der stad, waar hij de leiding van het beleg opdroeg aan den hertog van Alba, bijgestaan door bekwame italiaansche en spaansche veldheeren.
Verscheidene malen werd de vesting op verschillende punten te gelijk aangetast, terwijl de hertog van Guise zijnerzijds niet naliet de belegeraars door herhaalde uitvallen af te matten.
De soldaten des keizers vorderden echter niets; de guurheid van den winter begon zich te doen gevoelen, het kamp was door den regen door-