De wijnkenners.
De markies is zijn zestigste levensjaar ingetreden en hij wil dezen heuglijken dag eens recht genoegelijk vieren in het gezelschap van eenige oude kameraden en vrienden. Deze zullen ongetwijfeld allen aan de uitnoodiging welke zij ontvangen hebben, beantwoorden, want de markies staat bekend als een lekkerbek en iedereen weet dat hij een ruimen kelder heeft, wel voorzien met de oudste en keurigste wijnen.
De grijsaard stelt hoogen prijs op den titel van wijnkenner, welken hij zich verworven heeft, en ten einde dien vandaag te handhaven, heeft hij, alvorens de gasten komen, van elk merk dat hij bezit, een flesch laten brengen. Om de beurt worden nu de wijnen geproefd, en de merken wier kleur en geur goed bevonden is, bestemd om bij en na het middagmaal gedronken te worden. Wellicht is het 't puikje van zijn kelder dat de oude heer op den oogenblik in de hand houdt, want zijn kennersoog rust met zichtbare voldoening op de etiquette die de flesch draagt. De schenker van den markies is bij deze keuring tegenwoordig, en zijn oog schijnt niet minder critisch dan dat zijns meesters. Waar zou de man deze grondige wijnkennis wel opgedaan hebben?