De Belgische Illustratie. Jaargang 11
(1878-1879)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij
[pagina 298]
| |
allerlei snuisterijen uit de oude en de nieuwe doos, uit alle werelddeelen bijeengebracht, welker gebruik onmogelijk te vermoeden of te raden is, en waarvan men alleen weet, dat ze machtig veel geld gekost hebben. Met den besten wil van de wereld is het ondoenlijk een catalogus te maken van al de wonderlijke voorwerpen door dergelijke verzamelaars bijeen gebracht: in de eerste plaats loopt hun aantal dikwijls tot het onnoemelijke en dan komt men bij het beschouwen van menig voorwerp dikwijls in de verzoeking in wanhoop uit te roepen ‘Een koninkrijk voor een naam!’ Overigens staan al die ongelijksoortige snuisterijen in de salons in Volkomen eendracht naast elkander: schilderijen en prentwerken, munten en medailles, antieke bronswerken en grieksche vazen, tabaksdoozen en turksche pijpen, Chineesche waaiers en indische afgoden, porceleinen schalen en Chineesche presenteerdoosjes, mandarijnen en draken, kapsels en hindoe's. Men vreest een voet te zetten in die opgekropte salons, waarin overal u die blinkende snuisterijen aanstaren; men verwacht dat iedere voetstap een afgod of hindoe van zijn voetstuk zal doen vallen, dat de slip van uw jas een vaas of antiek voorwerp zal meeslepen, dat eene buiging u met een der draken of beeldjes in aanraking zal brengen. Een en ander zou te grooter ramp zijn, daar de gelukkige bezitter aan al die kostbare kleinigheden gehecht is als een zevenjarig meisje aan hare pop. Die gehechtheid plant zich zelfs van vader op dochter over, en daarom is het niet te verwonderen dat het jonge meisje op onze gravure de vriendin, die haar een bezoek komt brengen, het allereerst naar papa's museum heenleidt, om haar de draken en waaiers en afgoden en mandarijnen te doen bewonderen. Expressie en omgeving zijn door den schilder op uitstekende wijze weêrgegeven. |
|