De meimaand in Bretagne.
Onze gravure, de maand van Maria, geeft ons een roerend tooneel van godsvrucht tot de heilige Maagd uit het zoo door en door katholieke Bretagne. Een Mocder-Gods-beeld staat in eene eenvoudige nis te midden van het bosch; in katholieke landen vindt men dit veel, en ook in ons land ziet men in veel steden zelfs op de hoeken der straten beelden van Onze-Lieve-Vrouw, waarvoor in de meeste gevallen licht brandt en waarvoor men nu en dan geloovigen ziet nederknielen om een schietgebed op te zeggen. Hier is het een boschgezicht; de lente is gekomen en heeft bosschen en velden opnieuw in een groen gewaad gestoken; mei, de maand aan Maria gewijd, heeft haar keur van bloemen geleverd die als een wijgeschenk worden neêrgelegd aan de voeten van de koningin der lente. Knapen en meisjes hebben haar bloemkransen geplukt en begeven zich op weg naar het beeld in het bosch. Op onze gravure zien wij ze neêrgeknield, hunne hartelijke en kinderlijke beden stamelend aan de voeten van de koningin des hemels; eene moeder brengt er hare kinderen heen om ze reeds vroeg liefde in te prenten voor de moeder van God. Op den achtergrond, tusschen de stammen der boomen door, ziet men het dorp schemeren waaruit de kerktoren fier zijn spits omhoog heft; eveneens ziet men twee landlieden de steile helling beklimmen die naar het bosch voert. Alles in deze gravure ademt een geest van roerende vroomheid, terwijl de natuur er hoogtijd houdt ter eere van haar, aan wie de schoonste maand van het jaar is oegewijd.