ons voor hen inneemt, en al kennen wij hen als het eerste bedelaarsvolk van de wereld, toch ligt er iets poëtisch in die zwervende kinderen, die hun arm vaderland verlaten om elders te voorzien in hunne behoeften, waaraan zij thuis gebrek hebben. Een marmot, aap of hond zijn hunne onafscheidbare gezellen, en de tranen door enkele dier kinderen om hunne gestorven diertjes geweend, wekken dikwijls meer medelijden op dan de gedachte aan de armoede, waaraan zij ter prooi zijn. De gravure die wij thans geven, doet ons den Savoyaard aan het zeestrand ontmoeten, waar hij de hand uitsteekt om een aalmoes, als belooning voor de kunstjes van zijn hond. De type is schoon en de weemoedige gelaatstrekken van den kleine zijn zoo aanvallig, dat wij geneigd zouden zijn onze gift in dat handje te leggen, alleen om te zien hoe het gelaat er uit ziet bij den zonneschijn der vreugde.