Moderne geleerdheid.
Weet de wetenschap wat de aarde is? vraagt Loudun.
Voorzeker! het is een holle spheer, zoo als alle hemellichaam.
(Volger.)
Dwaling: de aarde is een bolrondachtig voorwerp teenemaal een onweerlegbaar solied.
(Liais.)
Zij is hol, zeg ik, en binnen moet zij water, lucht, licht en warmte bevatten.
(Volger.)
Warmte! Zij is koud tot in het centrum!
Zij is zoo weinig koud, dat de stoffen door het vuur opgelicht eene dikke schors gevormd hebben, honderd twintig tot tweehonderd tachtig kilometers diep.
(Cordier.)
Tweehonderd tachtig kilometers! Zeg dertienhonderd en zelfs zestienhonderd kilometers.
(Hopkins.)
Weet gij, om het te bevestigen, welke samenstellingen in de lagen des aardbodems verborgen zijn.
(L. Figuier.)
Neen, men moet het bekennen, wij kennen enkel eene dunne korst aard, dat is, wij kennen alléén het uitwendige.
(Buchner.)
Dat wil zeggen, gij weet er eigenlijk niets van!