Pauzin Johanna.
Nog eene fabel waarmeê het protestantism geruimen tijd geschermd heeft, even als met Galileï en andere historische figuren, ofschoon het bewezen is dat de laatste nooit te Rome mishandeld werd of in een vunzig hol, maar wel in een aangenaam paleis verbleef en de Kerk niet datgene bekrachtigde wat de inkwisitie oplegde; ofschoon het meer dan voldoende moet bewezen zijn dat de geschiedenis van pauzin Johanna eene fabel is - en niets meer.
Een boek van Emmanuël Rhoïdis, door een onbekende uit het grieksch in het fransch vertaald, heeft in de laatste jaren en nu ook in België, die fabel weêr opgegraven. In onzen tijd nu de haat tegen de Kerk alles inspant wat in zijn vermogen is, hoopt men ook met dit vertelsel, nog eenige lichtgeloovige menschen te verblinden en het Pausdom, dat de bron is van zooveel grootheid in de wereld, in een valsch daglicht te stellen.
Overigens Rhoïdis zelf heeft, door een brief en op een geeselend artikel van den heer Barbey d'Aurevilly, verklaard dat hij zeer verwonderd was geweest, zooveel waarde te zien hechten aan een roman, dien hij een péché de jeunesse noemde. Indien de vertaler en de uitgever een oogenblik het werk van den afgevallen Doellinger geraadpleegd hadden, zij zouden zich aan die uitgaaf niet hebben gewaagd; doch neen! hoe dikwijls ook weêrlegd, zal die fabel altijd op nieuw verschijnen, omdat alle wapen, welkdanig ook, den vijand van Rome goed is.
Volgens men beweert zou die pauzin ruim twee jaren den pauselijken Stoel bezet hebben. En wanneer? Tusschen Leo IV en Benediktus III in. Welnu, het is gemakkelijk na te gaan dat de eerste den 17 Juli 855 stierf en dat Benediktus III den 1 September 855 tot den pauselijken Stoel verheven werd. Er was dus tusschen den dood van den eerste en het verheffen van den tweeden een tijdverloop van een en een halve maand of juister gezegd van vier en veertig dagen.
Er is dus letterlijk geen plaats voor een anderen Paus of Pauzin, die, volgens de fabel, twee jaren en eenige maanden zou hebben geregeerd.
Vele kronijkschrijvers hebben zich met die Pauzin bezig gehouden; doch niemand levert rechtstreeksche bewijzen en deze copiëert gene, zelfs copieert men gedurig eene print, uit Keulen voortkomstig, waarop die zoogezegde pauzin staat afgebeeld, de tiaar op het hoofd en met haren bastaard in den arm, even als men den heiligen Paus Pius IX af beeldde versierd met de insignias der vrijmetselarij. Het eerste gelijk het laatste was eene leugen; doch het laatste zal gelijk het eerste nog dikwijls opgehaald worden, en hoe ouder het wordt hoe dikwijler tot bewijs moeten dienen.
Wat is er gemakkelijker dan het maken van eene print, en het protestantism heeft dit wapen in vroeger tijd zoo ruimschoots gebezigd als de pen. Een bewijs nogtans dat die print niet van een tijdgenoot voortkomt en geene historische waarde heeft, is, dat de figuur eene tiaar, eene driedubbele kroon draagt: welnu, de Pausen droegen slechts ééne kroon tot Nicolaas II, die den pauselijken Stoel bezette van 1058 tot 1061. Zelfs wordt dit tijdstip door velen betwist en stellen sommige schrijvers Bonifacius VIII.
Hoe het zij, eerst in de 14e eeuw, onder Cle mens V bestond de driedubbele kroon. Hoe kon er de gewaande pauzin Johanna dan in de 9e eeuw meê versierd zijn? Men ziet het, als historisch document heeft die teekening niet de minste waarde en geen ernstig geschiedschrijver of lezer zou ze als zoodanig durven inroepen.
Voor de eerste maal werd van die dwaasheid gesproken in het begin der 11e eeuw, en de oorsprong van dezelve is een beeldje geweest, voorstellende eene priesteres, ten offer tredende, voorafgegaan door een kind. Onder dit beeldje las men Pap. Pat. Pat. P.P.P.
De ernstige oudheidkundigen lazen in de drie letters eenvoudiglijk propria pecunia posuit; een persoon Pap. Pat., Pat. had, zegt Lelièvre, op eigen kosten dit beeld opgericht; doch Engelusius vond daarop iets anders uit: papa, pater patrum, peperit papissa papellum. Dat klonk beter dan de eerste uitlegging in den mond der boozen. Marianus Scotus, die in de 11e eeuw in Schot land en Duitschland leefde, spreekt inderdaad van dit onderhavig geval, doch hij weet niets te bevestigen; ook spreekt hij van geen schandalen of wat dan ook, en voegt er bij ut asseritur, terwijl hij zoo weinig beslagen is in de datums dat hij zelfs het jaar van het overlijden van Leo IV verkeerdelijk opgeeft.
In 1559 werd de kronijk van Scotus voor de eerste maal te Bazel, door een calvinist gedrukt, en deze liet, om aan het gezegde allen schijn van leugen te ontnemen, de woorden ut asseritur weg. Het is en blijft echter eene onomstootbare waarheid, dat de pauselijke troon niet langer vacant bleef dan vier-en- veertig dagen en dat er tusschen Leo IV en Benediktus III geen ander Paus optrad.
Hincmar, zegt Charles Buet, zond als bisschop van Reims, gezanten naar Leo IV, en deze vernamen op reis zijne dood, en toen zij in de heilige stad aankwamen, was Benediktus III reeds op den troon; en zouden dan, vraagt diezelfde schrijver, niemand van alle de tijdgenooten, zouden de ketters van die dagen, en zij waren talrijk, van dit zonderling feit geen gewag hebben gemaakt tegen de Kerk? Welnu, niemand spreekt ervan, en het is slechts twee honderd jaar nadien dat men met die ‘men zegt’ optreedt!
Alle andere punten, zoowel van de voortkomst uit Athene, waar de Pauzin zou gestudeerd hebben en waar te dien tijde geene scholen bestonden, als van haren dood, werden met dag en datum weêrlegd en alleen de booze en blinde kwaadwilligheid houdt dien laster nog staande.
't Zijn trouwens niet alleen katholieken, die de fabel hebben weêrlegd, 't zijn ook protestanten en onder deze de protestantsche domine Blondel, eindelijk de wijsgeer Bayle en de geleerde Leibnitz. Bayle zegt hoog en luid, dat de oude schriften, die van deze fabel gewagen op niets degelijks berusten, dat de latere vervalscht zijn, onder ander die van Sigebert van Gembloux, hetgeen door den beroemden Mireus, kanunnik der kathedraal van Antwerpen, bevestigd wordt.
Het is klaar als de zon bewezen, dat de zoogezegde pauzin Johanna nooit heeft bestaan, dat zij niet heeft kunnen bestaan, noch in de 9e eeuw noch later, gezien de opvolging der Pauzen, en zelfs dat er nooit, ten welken tijde ook, eene vrouw op den pauselijken troon heeft plaats genomen. Hoe jammer, niet waar, moderne filosofen, dat dit triviaal vertelsel u andermaal uit de hand geslagen wordt!