[Nummer 30]
Een paardenstoeterij in Normandië.
Welke levendigheid, beweging en natuurlijkheid in dit schoone tafereel, waarin gebouwen, menschen en dieren het schilderachtigste geheel vormen.
Een rijke stedeling, wiens cabriolet in de nabijheid uitgespannen staat, heeft sinds lang het plan gevormd een ander paard te koopen ter vervanging van het zijne, dat oud begint te worden; met dat doel heeft hij zich naar een der beroemdste paardenfokkerijen van het kanton begeven. De eigenaar heeft terstond al zijne paarden, groote en kleine, in den voorhof losgelaten; onder al die viervoeters heeft een vooral de aandacht van den koopman getrokken; zijn bediende onderzoekt de pooten, terwijl de koopman de lippen van het dier opendoet om de tanden te laten zien en de goede hoedanigheden van het beest hemelhoog verheft.
een paardenstoeterij in normandië, naar j.b. goubie.
Een artillerist met verlof heeft als een man, die met het paardenras gemeenzaam is, het zich ten plicht gerekend een woordje te komen meêspreken en legt aan den burger het voortreffelijke van zijn meening uit.
Terwijl de heer spreekt, overlegt, bekijkt en dingt, is een andere ruiter verschenen; in afwachting dat de koop gesloten of niet gesloten wordt en hij aan de beurt komt, heeft hij een gesprek aangeknoopt met die twee jonge boerinnetjes, waarschijnlijk dochters van een dier zwij gende toeschouwers, die zeker ook een of anderen ouden vierbeenigen dienaar door een nieuwen willen vervangen. De muts in den vorm van een klokkentoren, die hare hoofden siert, doet