De strandroovers.
De strandrooverij is zoo oud als de scheepvaart. Niet zoodra waagde zich de mensch met het nietige vaartuig op de wijde zee, gedreven door hebzucht of door zucht naar avonturen, of de strandbewoners zagen uit naar den buit, dien de verbolgen zee hun zou aanvoeren, wachtten de gestrande vaartuigen af, door den toorn der goden naar hunne kusten gedreven, eigenden zich de scheepslading toe en maakten de rampzalige bemanning tot slaven, of wel, slachtofferden ze, met bloemen bekransd, als zoenoffers op de altaren hunner bloedgierige afgoden. De oude schrijvers zijn vol van ontzettende verhalen omtrent het rampzalige lot, dat de arme schipbreukelingen wachtte, die door het noodlot geworpen werden op de kusten der blauwe Middellandsche Zee.
Zelfs heden ten dage zijn de kusten dier zee op enkele punten berucht om de strandrooverijen, die het leven van den schepeling wel niet meer in gevaar brengen, maar de lading der gestrande schepen ver van veilig maken in de handen der gespierde en vermetele strandbewoners, die in zee en storm hun bestaan en hun buit zoeken. De geduchte zeeroovers van Algiers en Tunis mogen verdwenen zijn, toch huistvest de Barbarijsche kust nog menig standroover, bij minder onversaagdheid en bloeddorstigheid, evenzeer op buit belust als de woeste, gevreesde Algerijn der 17de en 18de eeuw.
Op de rotsachtige oevers der Middellandsche Zee heeft de strandroover zijne woning opgeslagen, hangende als een arendsnest langs de steile hellingen der rotsen. Zoo lang de blauwe zee glad is als een spiegel en geen wind de onmetelijke vlakte beroert, heeft de strandroover rusttijd, - eene onwillige rust; doch niet zoodra woedt de storm over de zee en worden de golven hoog tegen het strand opgejaagd, of de oogsttijd is daar; dan begeeft zich de strandroover, van zijne vrouw en zijne helpers begeleid, naar de rotsige inhammen, tot waar de kokende branding den voet bespoelt, met starren blik turende over de opgeruide watervlakte, of storm en branding geen zeil naar het strand drijft. De vuist omklemt den langen weerhaak, gereed om de op de zee ronddobberende koopwaren naar zich toe te halen en op het strand te slepen. Zoo de oogst goed uitvalt, is hij voor maanden lang geborgen; maar zelfs in dit geval zal de hartstocht voor het onzalige handwerk den struikroover weêr bij den eerstvolgenden storm naar het strand jagen om nieuwen buit.
Ook aan de fransche kust, met name Bretagne, is de strandrooverij nog niet geheel uitgeroeid kunnen worden. Onze gravure, genomen naar eene schilderij van Luminais, een Bretagner van geboorte, stelt een groep strandroovers voor, aan de kust van Bretagne op hun buit wachtende.