Hoe in België de steenkolen ontdekt zijn.
Het gebruik van steenkolen is van oude dagteekening: in Engeland werden zij reeds in de negende eeuw veelvuldig gebezigd. Met zekerheid kan men echter niet opgeven wanneer deze nuttige en nu bijna onmisbare brandstof voor het eerst ontdekt is geworden.
De vlaamsche overleveringen noemen 1198 en 1213 als de jaren dat de eerste steenkolenmijn hier te lande ontdekt werd. Met eenige dezer overleveringen zijn de bewoners van die districten, waar een groot gedeelte der bevolking in de mijnen haar brood verdient, algemeen vertrouwd. Voor hen die ze niet mochten kennen, laten wij er hier een tweetal volgen. De eene luidt:
‘Te Sint-Walburg woonde in de hut, welke het dichtst bij de grot der Sotays (in spelonken wonende berggeesten) stond, eene arme weduwe met zeven nog zeer jeugdige kinderen. Om niet van koude te bezwijken, had zij op den haard zelfs het stroo der gemeenschappelijke legerstede verbrand.
‘Op zekeren nacht, toen zij met haar huisgezin den dood wachtte en hare arme schapen van kinderen rondom zich vereenigd had, hen met haar lichaam tegen de koude dekkende, werd er zachtkens aan de deur geklopt. Hevig verschrikt, meende zij dat het een wolf was, die hen allen kwam verslinden, toen zij door een welbekende stem werd gerust gesteld. Het was de stem der Sotays. De weduwe schoof den grendel af en opende de deur.... Zij bespeurde niemand, maar voor haar oog vertoonde zich een wondervol schouwspel: op den dorpel harer deur brandde een vuur dat door zwarte steenen gevoed werd en een veel grooter warmte verspreidde dan het best onderhouden haardvuur.
‘Hoewel zij bijna verstijfd was van koude, durfde de vrouw in den beginne niet naderbij komen, uit vrees, dat het vuur door een boozen geest mocht ontstoken zijn; de gedachte aan hare stervende kinderen gaf haar echter moed, en na eene lange aarzeling waagde zij het de brandstof binnen de hut te brengen, waar zich weldra eene weldadige warmte verspreidde, die de weduwe en haar kroost spoedig geheel tot zich zelven bracht.
‘Daarbij bleef het niet. Toen de dag aanbrak, zag de arme vrouw met verwondering een pas ontstaan voetpad, met een zwarte stof bedekt, dat van hare deur op een geringen afstand naar eene kleine verhevenheid van den grond leidde. Zij volgde het pad en was uitermate verheugd, toen zij eene uitholling bespeurde in een grooten steenblok van vier voet dikte en van dezelfde stof als de aardkool, die den vorigen nacht zoo wonderbaar voor hare deur neêrgelegd was. Zij en hare kinderen begonnen onmiddellijk de kostbare grondstof op te delven en gingen ze in de stad verkoopen, terwijl de weduwe haar geheim niet eer openbaar maakte dan toen zij zooveel geld verdiend had, dat zij voor altijd van alle zorgen des levens ontslagen was.’
De volgende overlevering is in het land van Luik nog meer verspreid:
‘In het jaar 1198 was een arme smid met name Houllos in groote verlegenheid: hij had geen hout meer om zijn smidsvuur te onderhouden, geen geld om hout te koopen en geen vriend, die het hem zou kunnen verschaffen. Terwijl hij jammerend op zijne uitgedoofde smidse staarde, trad een geheimzinnig persoon naar hem toe, ondervroeg hem en sprak met goedheid:
‘Meester, neem een schup en een grooten draagkorf; ga naar Publemont en graaf den grond op, drie voet diep; dan zult gij zien dat de aarde zwart en steenachtig wordt. Maak eenige stukken los, keer terug, breek ze in nog kleinere stukken, leg ze op uwe smidse en tracht ze te doen ontvlammen.’
‘Toen hij die woorden gesproken had, verdween de onbekende.
‘De smid bleef verwonderd en in gedachten verdiept staan. Zou hij al dan niet den raad opvolgen? Zou de onbekende zich over hem vroolijk willen maken?.... Eindelijk toch volgde hij den raad op, toog op weg, vond de aangeduide steenen, voerde ze meê en gelukte er in een helder en heet vuur te maken.’
Mag men de bewering van sommige etymologisten aannemen, dan is het naar dezen man, die in het dorp Plainevaux, twee uren van Luik, moet gewoond hebben, dat de brandstof in het fransch den naam van houille gekregen heeft. Woordafleiders zijn nogal nauwgezet, en het is daarom niet onwaarschijnlijk, dat in deze laatste overlevering althans een grond van waarheid ligt.