Daar zitten zij in hun uit bladen of schilfers samengestelde schulpen, welke eerst open gaan wanneer de bewoners er van uit het leven scheiden. Doch zij bezitten, ondanks die dikke schalen, geen rustig huis, want tusschen de schilfers van hun verblijf krielt eene massa kleine zeedieren die hun het leven wellicht even zuur maken als ons de ratten en muizen. In deze woning schikt de oester zich zoodanig dat zij er geheel den vorm van overneemt. Zij is omgeven door een mantel met dikke bruinkleurige franje, welke de naturalist den oesterbaard noemt en haar voet is zoozeer ingetrokken dat men dien ter nauwernood ziet. Daarentegen heeft zij groote lippen, zoo dat zij schijnbaar met genot het zeewater moet opslurpen.
Dicht verschanst, zitten de oesters zoo aan de bank op den zilten, harden zand- of rotsgrond en vormen niet zelden koloniën die zich verscheidene mijlen ver uitstrekken. Vier jaren lang: heeft de jonge oester niets van den mensch te vreezen, doch na dat tijdverloop, als wanneer zij volwassen is, geeft de heer der schepping haar heure vrijheid niet terug indien zij in zijn sleepnet mocht geraken. Dit sleepnet, hetwelk hij aan een schuit vastmaakt en te gelijk met deze voort roeit, bestaat uit een zwaar ijzeren raam dat verbonden is met een open striknet, in hetwelk de oesters gevangen worden.
Langzaam doorklieft de schuit het water, doch des te vlugger en woeliger gaat het daar boven op het dek toe, alwaar de oesters gesorteerd en de vette in manden met strooi gepakt worden o n, nadat de korven behoorlijk met een koord omwikkeld zijn, per eerste gelegenheid verzonden te worden. Dit moet zoo gauw geschieden dat men vroeger, toen er nog geen ijzeren wegen waren, eene bijzondere oesterpost had, die het snelste middel van vervoer was.
Doch den keurigen mensch is het niet genoeg de oesters gevangen te hebben, hij wil haar nog in den best mogelijken staat aan de lekkerbekken afleveren. Tot dat einde brengt hij ze in een speciaal ingericht park waar zij ongestoord kunnen liggen en door een overvloedig voeder gemest worden. Dit park is zoodanig gelegen dat het zeewater er in kan spoelen; wil men de dieren nu wit en groot hebben, dan laat men het water vrij loopen, moeten zij daarentegen groen en klein worden, zoo zorgt men dat hetzelfde water er geruimen tijd op blijft staan. Door het toenemend verbruik van deze dieren legt men zich reeds sedert verscheidene jaren in verschillende landen op de kunstmatige oesterteelt toe.
De egyptische oesters, welke reeds door de Romeinen als de lekkersten beschouwd werden, gaan nog heden ten dage voor de besten door. Ook de namen Purfleet en Colchester klinken de oesterliefhebbers als aanlokkelijk in de ooren; van daar komen de kleine, dikke oesters welke meer algemeen als schotsche bestempeld worden. Het graafschap Kent, het eiland Wight, Arklow en Leith bezitten de rijkste oesterbanken uit Groot Brittanje, Frankrijk heeft zijne grootsten in de Baai van Cancale en op de kusten van Normandië, de vlaamsche zijn te Ostende, die van Nederland in Zeeland en op het eiland Texel, die van Noorwegen bij Christiania te vinden, terwijl Sleeswijk en Jutland uitgestrekte banken hebben op hunne westkust, van waar de zoogenaamde holsteinsche oesters komen, die, naar het oordeel der kenners, te groot zijn. Zweden, Italië en Duitschland zijn zeer arm aan deze dieren, welke in vele streken, zoo van de oude als van de nieuwe wereld, niet slechts als eene lekkernij zeer gezocht zijn, maar ook wegens hunne voedzaamheid veel gebruikt worden. Geen spijs is bovendien gemakkelijker te verteeren, en om die reden heeft men in de laatste jaren de oesters menigmaal door dokters aan zwakke zieken zien voorschrijven, terwijl zij ook in meer dan een brochure als genees niddel zijn aangeprezen.
In sommige plaatsen wordt de komst de[r] eerste oesters met een zekeren luister gevierd. In Londen is die gebeurtenis al meê het belangwekkendste. Zij heeft aldaar meestal den 5en augustus plaats. Op den morgen van dien dag ziet men de groote wereldstad, als bij tooverslag, wemelen van de kostelijke schelpdieren. Op alle pleinen, op alle hoeken der straten staan tafels bedekt met oesters, welke door frissche vrouwen of gespierde mannen worden open gebroken en van hunne schalen los gemaakt om daarna aan de verschillende ongeduldige omstanders verkocht te worden. Aardig is het daarbij te zien hoe iedere kooper een buske peper in de hand houdt en alvorens een oester in te slikken, haar met een weinig van die prikkelende specerij bestrooit. Niet minder dan omstreeks 124.000.000 oesters worden jaarlijks op die wijze in de straten van Eugelands hoofdstad verkocht.