De citerspeler.
Men zou het dezen gespierden jager met zijn grove vingers niet aanzien dat hij zulk eene wegslepende melodie aan het fijne instrument dat op zijne knieën ligt, kan ontlokken. Liefelijk toch moeten de toonen zijn die hij het speeltuig doet voortbrengen, want niet alleen de twee jonge meisjes die den dilettant gaê slaan, luisteren er met gespannen aandacht naar, maar zelfs de hond schijnt er door geboeid te worden.
De gravure verplaatst ons in het dichteilijke Germanje, waar het muzikaal gevoel over het algemeen zeer sterk ontwikkeld is en dat de citer, die in de middeleeuwen onder de snarenspeeltuigen zulk een voornamen rang innam, doch sedert in bijna alle landen van Europa verdwenen is, nog altijd hoog in eere houdt. En met recht, kunnen wij zeggen, want hoe zoet, hoe welluidend zijn de toonen die zij doet hooren!
De Duitscher kan zijne citer doen spreken, hij geeft haar eene stem die al wat er teeders in zijn hart schuilt, vertolkt.
Aan gene zijde van den Rijn zijn er weinig hutten waar men geen citer bezit, en de zachte melodieën die u 's avonds, als alles zwijgt, uit deze of gene landelijke woning tegen ruischen, wekken meer poëzie dan de schitterende concerten onzer groote steden.