door hij verdrongen werd. Deze dagteekent van de elfde eeuw, met uitzondering van het hoogkoor, dat in de dertiende eeuw gemaakt werd.
De tempel, welke eene lengte van 130 en eene breedte van 60 meters heeft, is deels in romaanschen, deels in ogivalen stijl opgebouwd. De beuk is naar den eersten, het koor in den twee den stijl. Het koor is ten minste 100 voet hoog, en verwekt door de lichtheid zijner kolommen bij den aanschouwer inderdaad verbazing en ontzetting. Niets prachtiger in België dan dit gedeelte dezer kerk.
Moeielijk zou het overigens zijn den machtigen en tevens weldadigen indruk te schetsen die op het kristelijk gemoed wordt te weeg gebracht door den aanblik van het bijna onafzienbaar ruim, dat in drie beuken verdeeld is en, ter zijde gezien, met zijne twee rijen van 40 pilaren, aan een bosch van zuilen doet denken. Wij vergenoegen ons met te zeggen dat dit wonder van gemengde bouwkunst te gelijk een grootsch en diep godsdienstig karakter heeft. Schoon van latere dagteekening, past het koor zeer wel bij het overige gedeelte van het gebouw; het is 60 meters lang bij 27 meters breed, en zou door de grootte zijner afmetingen, gevoegd bij de stoutheid zijner bouwing, op zich zelf een kerk kunnen vormen.
Het inwendige der kathedraal prijkt met een aantal voorwerpen van hooge kunstwaarde. Op het hoogzaal onder anderen vindt men een kolossaal beeld van den H. Michaël die den duivel neêrvelt - een werk van Lecreux; voorts treft men er verscheidene kostbare schilderijen aan, als een Vagevuur van Rubens, een Kristus van Quinten Matsys, en een Kruisiging van Jordaens; een ivoren Kristus-beeld van Duquesnoy siert het hoofdaltaar en in de schatkamer wordt een kazuifel bewaard dat den beroemden aartsbisschop van Canterbury, den H. Thomas à Beeket, heeft toebehoord, die in het jaar 1165 te Doornik verblijf hield.