Een aardig brokske geschiedenis.
Omtrent de turksche vesting Spusz, die kortelings zulk een voorname rol gespeeld heeft bij het geschil betreffende de grensregeling tusschen Turkije en Montenegro, deed in het jaar 1835 een bericht de ronde dat wij om de curiositeit hier mededeelen:
De Montenegrijnen - zoo luidde het - een slavische volksstam van omstreeks honderd duizend zielen sterk, leven nog altijd met hunne naburen, de Turken, in onmin. Zij zijn een zeer ondernemend volk dat geen gevaar vreest, gelijk men uit het volgende zal kunnen opmaken.
Sedert geruimen tijd stond op de turksche grensvesting Spusz een groot kanon van vier ellen lang, met den mond naar Montenegro toegekeerd. De Turken bedienden zich van dit gevaarte om de naburige bewoners van Montenegro van tijd tot tijd schrik aan te jagen door er schoten meê te lossen. Vijf en twintig Montenegrijnen nu besloten hunne vijanden voor altijd van dit genot te berooven en zich door list of geweld van het reuzenkanon meester te maken. Met dit doel slopen zij op een donkeren, onstuimigen nacht naar de vesting, zaagden de poort door, kropen door de gemaakte opening, zonder dat de Turken het hoorden, de vesting binnen, wierpen het kanon met affuit en al over de rotsen naar beneden, slopen daarna de poort weêr uit en namen toen ijlings met den buit de vlucht.
De Turken, die door het gerommel dat de val van het kanon te weeg bracht, ontwaakt waren, vermoedden dat er een aardbeving plaats had en dachten er in de verste verte niet aan om de oorzaak van het leven nader op te sporen. Toen zij des morgens het verlies ontdekten dat zij geleden hadden, waren de Montenegrijnen reeds met hun buit aan de grenzen, over welke de Turken het niet waagden hen te achtervolgen. Over hooge rotsgebergten werd nu het kanon naar de hoofdstad van Montenegro gevoerd en daar aan den vorst van het landje vereerd.
Het vermakelijkste van de historie is echter dat de Turken sinds dien tijd al hunne kanonnen in kelders wegsluiten - zoozeer vreezen zij den ondernemingsgeest hunner montenegrijnsche naburen, die tot op dezen dag met goed gevolg de turksche heerschappij getrotseerd hebben.