een groote som gelds, door hem zijn portret wilde laten maken. De voorwaarden schenen den kunstenaar zoo bijzonder voordeelig toe, dat hij gunstig het oor leende aan het voorstel, te meer daar hem te verstaan werd gegeven dat de rijke heer met geen ander doel naar Florence was gekomen dan om door hem zijn portret te laten schilderen. De zaak werd beklonken en het uur vastgesteld waarop de edelman voor het eerst zou poseeren.
Op den bepaalden tijd was Pippo ten huize van den artist, vergezeld van een aantal bedienden in liverei, en gekleed in het schitterend gewaad van een vermogenden hertog. De schilder ontving hem met de meeste onderscheiding en eerbied. Van zijn kant groette Pippo hem hoffelijk en maakte hem eene menigte vleiende complimenten. De vermeende hertog zette zich neder en haalde een met edelsteenen bezet horloge voor den dag, ten einde, gelijk hij voorgaf, te zien om hoe laat de schilder de eerste hand aan zijn werk legde. Dat hij dit echter alleen deed om hem een hoogen dunk van zijn rijkdom te geven, zal de slimme lezer gereed elijk begrijpen.
De schilder zette zich dan aan den arbeid, en hem docht dat hij een gemakkelijke taak te verrichten had, want Pippo was door de natuur met een vol gezicht bedeeld en had zulke scherp geteekende trekken, dat het zelfs een knoeier geen moeite moest gekost hebben om in tien minuten een goed gelijkende beeltenis van hem op het doek te brengen.
Hij bezat een breeden mond, dikke lippen, kleine oogen en een neus.... ja, een neus zoo wonderlijk als er ooit een neus was. En de schilder kwam dan ook tot de ontdekking dat zijn taak lang zoo gemakkelijk niet was als hij in den beginne wel gemeend had. Door veelvuldige oefening had Pippo de zenuwen van zijn neus geheel onder bedwang gekregen, zoo dat bij het minste stootje, de punt rechts of links ging staan en van zelf naar den verlangden kant gekeerd bleef zoolang de grappenmaker verkoos. Na zijn neus in oostelijke richting gezet te hebben, had Pippo de houding aangenomen welke den schilder het geschiktst voorkwam, en weldra was de ruwe schets zoo goed als gereed. Pippo stiet toen zijn neus heimelijk naar den linkerkant, en de schilder was niet weinig verwonderd, toen hij, het oog opslaande, bemerkte dat het meest vooruitstekend deel van het gezicht op het portret anders stond dan op het model.
‘Ik heb mij vergist,’ zegde hij halfluid, en binnen weinige minuten had hij verbeterd wat hij meende dat een door hem gemaakte fout was. Doch wie beschrijft zijn verbazing toen hij, na met welbehagen den blik op zijn werk te hebben laten rusten, ontwaarde dat de neus nog niet goed was. De scheve neus van den vreemdeling helde nu weêr naar de rechterzij over. Zonder iets te zeggen, wischte hij het lastige gezichtsdeel weêr uit, en nog altijd in den waan verkeerende dat de schuld aan hem lag, beproefde hij andermaal het op 't doek weêr te geven.
Doch het was al om niet. De kunstenaar begon van zijn stuk te raken; hoe hij den neus ook schilderde, altijd verschilde de afbeelding van den levenden neus dien hij voor zich had. Twee uren lang deed hij niets dan neuzen schilderen en neuzen uitvegen. Ten laatste verloor hij het geduld, en zijn penseel neêrwerpende, riep hij uit:
‘Zulke neuzen die om de twee minuten veranderen, kan ik niet schilderen: daar moeten ze maar ergens anders meê gaan.’
‘En zulke schilders die iederen dag verschillend geluimd zijn, moesten nooit anders dan zulke neuzen te schilderen krijgen,’ was Pippo's antwoord, en te gelijk stond hij op en ging heen, om aan ieder die het hooren wilde de grap meê te deelen.