De Belgische Illustratie. Jaargang 11
(1878-1879)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij
[pagina 194]
| |
geschikt is om den mensch deugdzamer en godsdienstiger te maken. Verwondering kan dit niet baren: immers, de beoefenaar der natuurkunde heeft voortdurend de werken der goddelijke Almacht voor oogen; elk dezer noodigt hem, om zoo te zeggen, uit om de wijsheid der Voorzienigheid te bewonderen en te loven. De grootheid van den Schepper straalt hem evenzeer tegen uit het mos dat onze daken bedekt als uit den reusachtigen eik die in onze bosschen zijn kruin verheft. Van de verschillende takken dier wetenschap is er zeker geen die zooveel aantrekkelijks heeft als de plantenkunde. Deze biedt dan ook de meeste afwisseling en verscheidenheid aan: zij vestigt onze aandacht op duizenderlei verschillende voorwerpen, wier fijnheid en teederheid met hun geur en frischheid schijnen te wedieveren. De plantenkunde is daarbij in meer dan een opzicht van groot nut: men denke slechts aan de gewichtige ontdekkingen waartoe zij gedurig aanleiding geeft en den belangrijken handel dien zij in het leven heeft geroepen. Maar het wordt tijd dat wij onze beschouwingen eindigen om een oogslag te werpen op het landelijk tafereel dat onze gravure voorstelt. Wij zien daar een botanist, die na in de Alpen, zoo rijk aan heilzame gewassen, kruiden te hebben gelezen, in eene hut is komen uitrusten en zich verkwikken; hij schijnt er op te staan om de genoten gastvrijheid te vergelden en hij heeft daarom een glaasje elixer van eigen maaksel in geschonken dat hij de vrouw des huizes opdringt, niettegenstaande deze met een spotachtigen trek op het gelaat genoegzaam toont de hartversterking niet van noode te hebben noch er op gesteld te zijn. |
|