[Nummer 25]
In den mallemolen.
Wij kunnen licht begrijpen dat al die negers en negerinnen uit Amerika zooveel pleizier hebben. De mallemolen is uit den aard van de zaak een opwekkend ding, en hoeveel te meer moet bij dit zijn voor een volk dat nog maar half beschaafd is! De zwarte burgers en burgeressen van de Vereenigde Staten zijn er inderdaad verzot op. Wanneer het kermis is, ziet men hen reeds in den vroegen morgen, op zijn best gekleed, naar de houten paarden stroomen. Allen zouden ze te gelijk willen bestijgen. Er wordt gedrongen, gestooten, geschreeuwd en gejoeld om hooren en zien te doen vergaan.
in den mallemolen.
De slimsten en behendigsten zijn eindelijk gezeten; het sein wordt gegeven en de mallemolen vangt zijn werk aan. Zie daar dien vroolijken knaap eens, die er in gelukt is zijn vinger door den ring te steken, waarop zoo menigeen begeerige blikken heeft geslagen, en die nu zegepralend de menigte overziet. Hij heeft het recht bekomen om nog eens voor niets meê te rijden. En merkt gij dien schoonen mijnheer ginds wel op, die een sigaar in den mond heeft en zoo recht zit als een grenadier - omdat het paard rijden voor hem iets alledaagsch is? En dan die jeugdige schoone hier, wier hoed is afgewaaid en in de lucht wappert, alleen weêrhouden door een paar kleurige linten? Hoe zij uit de hocken harer oogen naar de zwarte dandy's loert, die de bevallige amazone in stille verrukking zien voorbij snorren!